De nieuwe productie van De Nationale Opera plaatst Lohengrin in een kale fabriekshal. Plek waarop temidden van de grauwheid van alledag de belofte op een wonder wordt gekoesterd. Een plek die gastheer is van een uitvoering waarin zangers, orkest en dirigent excelleren.
Met Lohengrin zette Wagner een formidabele muzikale stap naar het hem gedroomde Gesamtkunstwerk, een kunstwerk waarin alle disciplines, tekst, muziek en theater een evenredig deel van het eindresultaat zijn. Dat Gesamtkunstwerk zou er uiteindelijk niet in zijn aanvankelijk gedachte vorm komen. Daar was het primaat van de muziek eenvoudigweg te groot voor. De klankwereld van Lohengrin is een adembenemend eufonisch landschap waarin je bijna vier uur wordt meegevoerd en waarin je maar al te graag verdwaalt. Luister naar Lohengrin, met de (Italiaanse) nummeropera in gedachten, en je wordt je de reuzenstap gewaar die Wagner hier zet naar een operavorm die de verschillende onderdelen van de muziek (koor, recitatief en aria) naadloos integreert tot een muziekdrama dat stroomt en niet stokt. De koorscenes en de afzonderlijke arias zijn hier niet zozeer climaxen, geen punten van aankomst, maar steeds weer nieuwe punten van vertrek. Het resultaat is een adembenemend eufonisch klanklandschap waarin je bijna vier uur wordt meegevoerd en waarin je maar al te graag verdwaalt.. De prelude, een muziek die is als een bloem die zich langzaam opent en een wereld ontsluit waarin de belofte op iets moois in zinnenprikkelende klanken preludeert op het inlossen daarvan, is het vertrekpunt van een verhaal waarin in de grauwheid van alledag het licht doorbreekt. De kleurrijke, hallucinerende klankwereld van Lohengrin krijgt in de nieuwe productie van De Nationale Opera een industriële grauwe aankleding. De fabriekshal waarin zich het verhaal voltrekt - het kan als verwijzing naar de tijd worden gezien waarin Wagner het stuk componeerde, een tijd van voortschrijdende en toenemende industrialisatie - is toonbeeld van een grijze werkelijkheid waarin mensen niks te verwachten hebben. In die wereld gaan letterlijk de luiken open als er zich een wonder aandient. Als Lohengrin arriveert gaat de achterwand van de hal omhoog. De ridder waarvan Elsa heeft gedroomd blijkt echt te bestaan. Met de komst van de zwaanridder mag het volk hopen op iets magisch in een onttoverende wereld en mag de koning hopen op welkome militaire versterking voor zijn leger. De hoop die wordt gevestigd op de komst van een sterke man heeft onmiskenbaar religieuze, Messiaanse trekjes (de fascinatie die Wagner had voor de figuur van Jezus van Nazareth laat zich, net als in zijn laatste opera Parsifal, niet onbetuigd). Daarnaast is de komst van een sterke man in een Duitse opera historisch brisant (de opera was een favoriet van Adolf H. Het “Sieg! Heil!” uit het libretto, nadat Lohengrin Telramund heeft verslagen, voelt nog altijd ongemakkelijk). Regisseur Christof Loy laat de historische connotaties van het stuk voor wat ze zijn en concentreert zich op wat volgens hem de kern van het drama van Lohengrin is. Voor hem ligt die kern voor een groot deel in het verlies van vertrouwen. Elsa vertrouwt Lohengrin niet, kan hem niet accepteren voor wat hij is: een onbekende redder in nood die onbekend moet blijven wil hij kunnen blijven verkeren tussen de mensen. De verboden vraag, die in woord en muzikaal motief boven de opera hangt (Nie sollst du mich befragen), is er een die vanuit menselijk opzicht onvermijdelijk is. Je hebt als mens recht en reden te weten wie je uiteindelijk voor je hebt. Maar het herbergt hier een uiterst somber beeld over menselijke verhoudingen. Vertrouwen erodeert onherroepelijk (ondanks, of misschien wel vooral door, vooraf gemaakte afspraken en toezeggingen). Wagners meest lyrische opera is dan misschien ook wel de opera waarin hij het meest somber is over de relatie tussen man en vrouw, de connectie tussen twee individuen. Het postuleert het idee dat die uiteindelijk niet kan standhouden, niet door externe invloeden, maar door intrinsieke factoren. Als regisseur werkt Loy graag intensief met zangers over de motivaties van de personages die ze vertolken. Die toewijding uit zich in de gedetailleerdheid van de personenregie. Als hij als een verlosser wordt omarmd zie je bij Lohengrin de twijfel en spijt op zijn gezicht. Alsof hij weet wat er uiteindelijk gaat gebeuren. Alsof hij in een film zit die hij eerder heeft gezien. Het is een cruciaal element in de personenregie waarin details de kern vormen van een productie waarin grote keuzes in het toneelbeeld uitblijven. Voor de dynamiek op het statische toneel zorgt het ballet dat Loy, net als in zijn eerdere producties voor Tannhäuser en Königskinder, laat opdraven om daar fysiek uiting te geven aan een algemeen heersend gevoel of om de stemming te benadrukken rondom een (ophanden zijnde) gebeurtenis. Het ballet omlijst bijvoorbeeld de aankomst en het aangekondigde vertrek van de zwanenridder met mooie gechoreografeerde vleugels. Als een soort Grieks koor in beweging dat commentaar geeft op de handeling zonder zichzelf actief met die handeling te bemoeien. Het doorbreekt de uniformiteit en somberheid op het toneel waar de kleding van de personages gedurende het hele stuk vrijwel identiek blijft. De koning valt in zijn outfit nauwelijks op ten opzichte van zijn heraut. Het volk in de fabriekshal loopt op een even kleurloze en onopvallende manier rond. Hetzelfde geldt voor Lohengrin, die, ondanks zijn stijlvolle entree, rondloopt in vrij anonieme kleding zonder enige verwijzing naar de sprookjeswereld waar hij vandaan komt. De productie mag in de regie van Loy en het ontwerp van Philipp Fürhofer aan de vlakke kant blijven, de muzikale uitvoering doet aan de fascinerende arena van extremen die Wagners wereld van Lohengrin (en zijn andere opera’s) zo onweerstaanbaar maken, meer dan recht. Tot nu toe was Lorenzo Viotti als operadirigent vooral bekend van Italiaans repertoire en het zal waarschijnlijk niet voor niets zijn dat hij bij zijn eerste avonturen in Wagner uit is gekomen bij Lohengrin. De opera waarin de vocale lijnen bij tijd en wijle klinken als een soort gegermaniseerde Bellini. In zijn eerste Wagner-opera slaagt Viotti er in de balans te vinden tussen dat unieke samenspel van tegenstellingen die Wagners muzikale wereld kenmerkt. Een wereld waarin de scherpe randen worden verzacht door naast elkaar bestaande extremen, en waarin elke stap een reis is tussen uitersten die elkaar omhelzen in een delicate dans van contrasten. Zijn grootste gebaren (en Instagram-account) getuigen van een zekere ijdelheid maar dirigenten die niet ijdel zijn bestaan niet (aldus de ‘bescheiden’ Bernhard Haitink). In een opera die een muzikale ode aan de inherente schoonheid van het bestaan mag heten was Viotti, gesteund door een superieur spelend Nederlands Philharmonisch Orkest, zichtbaar in zijn element. Hier connecteerde grootste gebaren met intieme, delicate gevoelens. Als Elsa, die hier bij opkomst in een iconische vintage hoofddoek met zonnebril een soort van oude Hollywood glamour uitstraalt (Audrey Hepburn!), beschikt Malin Byström niet over de meest ronde, zachtaardige stem. Zoals we weten van haar Salome van een paar jaar geleden, ligt haar sterkte vooral in de scenes waarin ze zich meer expressief kan uiten. De scene waarin ze, half verdwijnend in haar gigantische trouwjurk, in analogie met het drama waardoor ze zich weet omsloten, kond doet van haar ongeluk is een sonoor-visueel hoogtepunt. Als zwaanridder combineert Daniel Behle niet, zoals bijvoorbeeld bij Klaus Florian Vogt wel het geval is, zijn ietwat hoge tenor met een robuuste bühne persoonlijkheid. Met een zuivere, aanvankelijk wat scherpe, tenorstem die zich, eenmaal aangekomen bij In Fernem Land, van zijn meest gevoelige, veelzijdige kant laat horen weet hij echter te overtuigen. Zijn Lohengrin wordt hier door de regie met een extra treurig lot bedeeld. Hij is al een held tegen wil en dank. Bovendien moet hij zijn tussenkomst als redder in nood, onder de wanhoopskreten van de jonge vrouw die hij te hulp is geschoten (Mein Gatte! Mein Gatte!), bekopen met de dood. (In tegenstelling tot het libretto waarin het de twee vrouwen zijn, Ortrud en Elsa, die aan het einde levenloos neervallen). Het is een grimmig einde van een demythologiseringsproces dat zich al kort na zijn opkomst begint te voltrekken. Zoals zo vaak zijn de slechteriken het leukst. Ortrud, de kwade genius van het verhaal, en Friedrich von Telramund, die zich voor het karretje van de kwade genius laat spannen, maken het meeste indruk. Thomas Johannes Mayer, hij zong eerder Wotan in Amsterdam in de Audi-Ring, voert een krachtige, kwaadaardige Telramund ten tonele. Mayer is in stem en presentatie een personage wiens hart, voor zover het ooit open heeft gestaan, door Ortrud is verhard tot een koude, ongevoelige kern, onbereikbaar voor compassie of empathie. Hem treft een passend lot als hij Lohengrin bij verrassing wil doden en zelf aan het einde van het zwaard van de zwaanridder zijn einde vindt. Ortrud is in de vertolking van Martina Serafin van een grote malicieuze bekoorlijkheid. Haar stem klinkt wat hard aan de buitenranden maar dat is geheel in karakter. Haar podiumpersoonlijkheid is indrukwekkend. De scene waarin ze samen met haar partner in crime Telramund Elsa en Lohengrin naar het altaar begeleidt (Telramund op het orgel!) is er een van grote demonische schoonheid. Het paar weet hier dat het zaadje van de twijfel bij Elsa is geplant, het uitkomen ervan is slechts een kwestie van tijd. Het einde van het sprookje is in zicht. In de bruiloftmars die volgt aan het begin van het derde bedrijf (een bruiloftmars die alleen op bruiloften wordt gespeeld van mensen die het verhaal, en haar afloop, niet kennen - Ha!) lopen bruid en bruidegom van achteruit de zaal in processie naar het podium. Het is het meest uitgesproken deel van de enscenering waarin, zoals eerder genoemd, grote keuzes, essentiële keuzes, uitblijven. Zo moeten we het doen zonder bruidsbed tijdens de huwelijksnacht van Lohengrin en Elsa en zorgt die afwezigheid van een dwingende directie met betrekking tot de vele massascènes ervoor dat het toneelbeeld in de scènes met het koor soms wat rommelig is. Van wat koning Heinrich hier in de aankleding aan granddeur moet missen vindt zijn compensatie in de stem van Anthony Robin Schneider die de luisteraar vastgrijpt en meesleept in een relaas dat wordt verteld met koninklijke autoriteit. De nuances in Schneider’s stem brengen een man tot leven die laveert van krachtige besluitvaardigheid tot subtiele introspectie. Hij weet zich in die rol bijgestaan door zijn heraut, Björn Burger die andermaal excelleert (eerder was Burger al een zeer overtuigende Wolfram in Loy’s vorige Wagner productie, Tannhäuser). Een speciale vermelding is het koor van de Nationale Opera waard die ook onder de nieuwe koordirigent Edward Ananian-Cooper tot grootste prestaties komt. De kale fabriekshal waarin Lohengrin is gesitueerd, staat als een toonbeeld van grauwheid (helaas) ook model voor een gebrek aan theatrale verbeelding. De hal is gastheer van een uitvoering waarin zangers, orkest en dirigent excelleren. Tegenover een asgrauwe achtergrond ontvouwt zich een muzikaal kleurrijk landschap doordrenkt van dramatische intensiteit. De muziek loutert de geest en verkwikt het hart. Gioacchino Rossini zei ooit over Lohengrin (ik schrijf deze recensie op de sterfdag van Rossini) dat je deze opera niet kunt beoordelen na slechts één luisterbeurt, maar dat hij zeker niet van plan was het een tweede keer te gaan horen! Niet vrij van sarcasme was hij, de componist van De barbier van Sevilla. Zijn woorden zullen voor een ieder die een meeslepende avond in het theater wil doorbrengen (en wie wil dat niet?) minzaam worden aangehoord en stijlvol worden genegeerd. Er is op operagebied nu eenmaal weinig wat zich laat vergelijken met een goede uitvoering van een Wagneropera. Daarvan is ook deze uitvoering van Lohengrin, in een productie die zijn tekortkomingen kent, het overtuigende bewijs. Lohengrin, Nationale Opera, Muziektheater Amsterdam, 11 november 2023 (première) Dirigent: Lorenzo Viotti Netherlands Filharmonisch Orkest Regie: Christof Loy Set design: Philipp Fürhofer Kostuums: Barbara Drosihn Licht: Cor van den Brink Video: Ruth Stofer Choreografie: Klevis Elmazaj Dramaturgy: Niels Nuijten Heinrich der Vogler: Anthony Robin Schneider Lohengrin: Daniel Behle Elsa von Brabant: Malin Byström Friedrich von Telramund: Thomas Johannes Mayer Ortrud: Martina Serafin Der Heerrufer des Königs: Björn Bürger Chorus of Dutch National Opera Chorus Master: Edward Ananian-Cooper - Wouter de Moor
0 Comments
Leave a Reply. |
De KLUISRecensies en commentaren (vanaf 2006) ARCHIEF
All
TIJDLIJN
October 2024
|