Kent Nagano en Concerto Köln zoeken hun inspiratie bij de bron en brengen, met een 19e eeuws instrumentarium, DAS RHEINGOLD tot leven in een zeer levendige, dramatische en meeslepende uitvoering. Het begon dus als een grap. Het in de barok bekwaamde Concerto Köln vroeg aan dirigent Kent Nagano wanneer ze zich eens aan een historisch geïnformeerde uitvoering van Richard Wagner zouden wagen. De grap landde, van het een kwam en ander, het barokorkest breidde uit van 40 tot pakweg 90 man, een volwaardig Wagner-orkest, en men zette zich aan de eerste van vier Ring-operas: Das Rheingold. Na bijwoning van de vooravond van deze Ring-cyclus, op een zaterdagmatinee, kan gesteld worden dat de ambitie, de inspanning en de studie naar een authentieke Wagner tot een zeer indrukwekkend resultaat hebben geleid. De twijfels over wat die ‘authentieke Wagner’ precies moet inhouden worden irrelevant als je hoort wat Nagano met het Keulense orkest én een fantastische cast voor elkaar heeft gekregen. De Wagneriaan, die zich maar al te graag laaft aan weer een nieuwe versie van de muziekdrama’s van de meester, luistert het met verwondering en bewondering aan. Hij kan straks, als deze Rheingold een indicatie is voor wat nog gaat volgen, een nieuwe, fenomenale versie van Wagners Ring tegemoet zien. Een Ring die veel meer zal zijn dan een curiosum, of gewoon een volgende aanvulling op de Wagner-catalogus, maar een Ring die zich kan meten met het beste wat de Wagner-uitvoeringspraktijk tot nu toe heeft opgeleverd. Nagano zelf is er zelfverzekerd genoeg over: “Ik weet zeker dat we Wagner hierna nooit meer zullen spelen en zingen als daarvoor.” Als onderdeel van de complete Ring moet hij het over het algemeen doen met een plaatsje achteraan de pikorde als het om favoriete Ring-operas gaat. Als stand-alone opera haalt hij het wat populariteit niet bij Die Walküre. Maar dat Das Rheingold, dat opstapje naar de rest van de Ring, de eerste kennismaking met het web van leitmotieven waarmee Wagner zijn epos over de dood van Siegfried en de ondergang van de godenwereld aan elkaar weeft, een opera is die prima op eigen benen kan staan bewijst Nagano met Concerto Köln. Het bewijst Das Rheingold een dienst, het bewijst de historische muziekpraktijk een dienst en bovenal bewijst het het fenomeen van het live-optreden een dienst. Das Rheingold in het Concertgebouw was een ode aan het podiumwezen, aan het publiek dat samenkomt om samen levende muziek te ondergaan. Het was, na twee jaar, een opnieuw verwelkomen van een complete Wagner-opera in Nederland. Das Rheingold was voor Wagner in alle opzichten een nieuwe start. Na het Italiaans-lyrische Lohengrin, een muzikaal punt van aankomst, moest hij, om het verhaal van de Götterdämmerung uiteindelijk recht te kunnen doen op zoek naar nieuwe muzikale middelen. Met Das Rheingold bouwde hij de fundamenten die de rest van de Ring moesten stutten. Das Rheingold is bijzonder. Wagner schreef de libretti voor zijn Ring-cyclus van achter naar voor en componeerde de muziek van voor naar achter. Das Rheingold is de Ring-opera waarvan Wagner de tekst als laatste schreef en de muziek als eerste componeerde. Het is muziek die verslag doet van een liefdeloze wereld die al voordat het eerste akkoord klinkt in verval is geraakt. Verval dat is ingezet door de pre-Rheingold handelingen van Wotan die een tak van de wereldes afhakte om er zijn speer mee te maken waarin hij de wetten zou kerfen waarmee hij reuzen, Nibelungen en mensen aan zich zou onderwerpen. Wetten die uiteindelijk ook hemzelf zullen binden. Wotan krijgt een eerste, akelige indruk van de negatieve gevolgen van zijn machtswellust aan het einde van Das Rheingold als hij getuige is van de broedermoord op Fasolt die door Fafner wordt doodgeslagen om die vervloekte Ring. Zijn keuze voor de macht zal hij uiteindelijk betalen met de liefde als hij in Die Walküre zijn handen, noodgedwongen, moet aftrekken van oogappel Siegmund en vervolgens zijn lievelingsdochter Brünnhilde haar goddelijkheid ontneemt. R. gaat naar de piano, speelt het treurige thema 'Rheingold, Rheingold' [...] En terwijl hij in bed ligt, zegt hij: "Ik voel liefde voor hen, deze onderdanige wezens van de diepte, met al hun verlangen." Hoe dat dat klinkt? Wagner op periode-instrumenten? Het antwoord daarop kan volop bevestigend worden beantwoord. Het koper klinkt droger, gearticuleerder en gedefinieerder. De strijkers zingen met honingzoete klanken, brengen met hun warmbloedige inborst concertante momenten naar voren in de partituur van Das Rheingold. Het 19-eeuwse orkest brengt zowel de natuur tot leven – de Rijn in de prelude is minder een homogene stroom, meer een waterspiegel waarin rimpelingen zijn te zien – als de machinerie van Nibelheim, waarin de fluit de rol verklankt van een radertje dat wel een druppeltje olie kan gebruiken. Het Wagner-orkest, die entiteit die alles in het leven kan verklanken, vergroot in zijn 19-eeuwse incarnatie tegenstellingen uit maar doet dat door alles in Wagners geluidswereld op een organische manier met elkaar te verbinden. Niets bestaat zonder het ander: grandeur en finesse, kracht en kwetsbaarheid (af en toe klinken de instrumenten als onvolmaakte voorgangers van hun hedendaagse nakomers, dan is het alsof Wagner niet alleen strijdt met de operaconventies van zijn tijd maar ook met de beperkingen van het instrumentarium dat hem ter beschikking stond). Het is een geluidstapijt waarop je op ieder willekeurig moment kunt inzoomen om er iets nieuws in te ontdekken. De periode-instrumenten werpen nieuw licht op het wonder van Wagners orkestratie. Maar meer nog dan het instrumentarium van de 19e eeuw valt de behandeling van de tekst op. Daarin wordt de nadruk gelegd op de verstaanbaarheid en wordt het Sprechgesang soms teruggebracht tot spraak. Alsof Wagner Kurt Weill anticipeerde; alsof Arnold Schoenberg zijn Sprechstimme voor Pierrot Lunaire rechtstreeks bij Wagner vandaan heeft gehaald. Het is een benadering die de geesten ongetwijfeld zal splijten maar het expressieve resultaat bevredigt ten volle. Bij de thee zei R. dat hij, als hij het zichzelf gemakkelijk wilde maken, vanaf het moment dat Wotan [in Die Walküre] zegt: "Seit mein Wunsch es will", het recitatief zou invoeren, wat zeker een groot effect zou geven, maar een einde zou maken aan het werk als kunst. Met een concertante uitvoering van Das Rheingold moesten we ons verlaten op tekst, zang en muziek. Het zorgde, in deze zeer levendige uitvoering, met alle subtekst die Wagner in het libretto stopt en met zijn sterk tot de verbeelding sprekende muziek, voor een luisterervaring die als een volwaardige productie voelde. Deze concertante uitvoering was een theaterervaring die de aloude vraag “welke beelden toe te voegen aan die muziekdrama’s van Wagner?” van een geruststellend niet-dwingend antwoord voorzag. Het was misschien zelfs beter zo; de hal en het podium van het Concertgebouw als toneelbeeld, als gastheer voor onze eigen verbeeldingskracht. Want welk productieconcept had recht gedaan aan wat orkest en zangers ons hier voorschotelden? Dat deel van het Wagner-theater, de enscenering, verkeerde bij de dood van de meester nog in de kinderschoenen en sinds het einde van de 19e eeuw hebben de vragen die het Wagner-drama aan haar theatermakers heeft gesteld misschien wel meer onbevredigende dan bevredigende antwoorden opgeleverd. Het was alsof Wagner dat voorzag, zo expliciet en uitgebreid stopte hij zijn libretti vol met beschrijvingen van de handeling. Alsof hij zich hier niet op de regie van een theatermaker durfte te verlaten. Het maakt de muziekdrama’s van de tovenaar van Bayreuth, meer dan van welke componist dan ook, geschikt voor audio-only ervaringen. "Ik was verrast door de kracht van het werk. Op plaat, waar geen ensceneringsproblemen op te lossen zijn, begint men te beseffen hoe schitterend de muzikale opbouw en de voortdurende bezieling in dit unieke werk werkelijk zijn. Ook al moeten we toegeven dat grammofoonplaten in het algemeen een armzalig substituut zijn voor de gemeenschappelijke ervaring van een concert, toch heeft zo'n opname, althans in het geval van Wagner, zo zijn voordelen. De muziek wordt er even goed mee gediend als met welke toneeluitvoering dan ook." (Wilhelm Furtwängler na de opname van zijn -monumentale- Tristan-opname in 1952 met Kirsten Flagstad en Ludwig Suthaus) Als dirigent heeft Kent Nagano zich in het verleden vaker met Wagner beziggehouden. Degelijke lezingen van bijvoorbeeld Lohengrin en Parsifal in Baden-Baden (met ensceringen van Nikolaus Lehnhoff) die vakmanschap verraden maar niet meteen in het oor springen. Wat hij hier doet kan, zeker in dat licht, als niets minder dan een openbaring worden beschouwd. Een vlotte en bevlogen lezing, met maximaal aandacht voor de dynamiek. Versnellen waar dat kan (de afdaling naar Nibelheim is een glijbaan, een achtbaan) en vertragen waar dat het mooiste uitkomt (de waarschuwing van Erda aan Wotan, een prachtig gezongen rol van Gerhild Romberger, gracieus en met empathie gezongen). Alles met maximaal dramatische impact. Met zijn tempikeuze, die het verhaal dienen en niet de klok (zoals het hoort), klokt Nagano deze Rheingold op nog geen 2 uur en 15 minuten, zeker een van de snelste uitvoeringen in de Wagnerpraktijk, maar nog steeds niet in de buurt van wat Wagner zelf, ongetwijfeld overdrijvend om een punt te maken, ooit suggereerde voor de ideale lengte van Das Rheingold. Timings DAS RHEINGOLD: Het woord authentiek wordt wel vaker verkeerd belast, geassocieerd met een bezoekje aan een museum, misbruikt om een componist een vaste, gestolde opvatting over hoe zijn werk moet klinken in de schoenen te kunnen schuiven. Het goede, en uiteindelijk het enige meetbare, aan de merites van een uitvoering is het beleefde resultaat. En dat resultaat dringt alle vragen rondom de authentieke validiteit van deze uitvoering van deze eerste Ring-opera van Concerto Köln en Kent Nagano volledig naar de achtergrond. (En laten ook niet vergeten dat waar het de authentieke Wagner betreft, het Wagner zelf is geweest die voor het theater dat hij voor de première van zijn Ring bouwde, het orkest onder het podium plaatste - tot zover deze ‘authentieke uitvoering’ met zangers voor het orkest op het podium.) Deze uitvoering van Das Rheingold is een wapenfeit met louter winnaars: het orkest en dirigent en de zangers. Zonder uitzondering eist die laatste groep een hoofdrol op. Derek Walton is een geweldige Wotan, de oppergod die in zijn machtsgier de zaken aardig op zijn beloop laat, op Loge vertrouwt als het gaat om het betalen voor de bouw van Walhalla, en zichzelf herhaaldelijk op jeugdige overmoed laat betrappen. Loge, op zijn beurt is een mooie rol van Thomas Mohr die de vuurgod een mooie air van spot en afstandelijkheid meegeeft. De vuurgod, in dienst van de goden, die als eerste het einde van de godenwereld voorziet. Als Fasolt is Tijl Faveyts de reus met een klein hartje. Zijn liefde voor Freia verraadt niet alleen lust maar ook een verlangen naar een huiselijk, echtelijk leven. De Fafner van Christoph Seidl is robuust, een reus met een krachtige stem, dreigend en invasief, passend bij een man die zijn broer uit hebberigheid doodslaat. Stefanie Irányi is als Fricka de vrouw voor wie Wotan, zoals deze zelf stelt, zijn oog heeft geofferd. Irányi zingt Fricka, die in Die Walküre nogal eens als kwade genius wordt weggezet, met een zinnenprikkelende combinatie van warmte, sterkte en bezorgdheid. De regenboogbrug waarlangs de goden het Walhalla betreden en waarmee de conclusie van Das Rheingold wordt ingeleid, vindt door een potente vertolking van Johannes Kammler als Donner, samen met de magnetiserende klanken vanuit het orkest, haar gedroomde verklanking – een tantaliserend beeld, een aan de geest onttrokken bouwwerk dat is als de mooiste enscenering.
DAS RHEINGOLD (Concertgebouw Amsterdam, 20 november 2021) Kent Nagano (dirigent) Concerto Köln Derek Welton (Wotan) Johannes Kammler (Donner) Thomas Mohr (Loge) Tansel Akzeybek (Froh) Stefanie Irányi (Fricka) Sarah Wegener (Freia) Gerhild Romberger (Erda) Daniel Schmutzhard (Alberich) Thomas Ebenstein (Mime) Tijl Faveyts (Fasolt) Christoph Seidl (Fafner) Ania Vegry (Woglinde) Ida Aldrian (Wellgunde) Eva Vogel (Flosshilde) - Wouter de Moor
0 Comments
|
De KLUISRecensies en commentaren (vanaf 2006) ARCHIEF
All
TIJDLIJN
September 2024
|