De Tannhäuser-productie van Tobias Kratzer, die vijf jaar geleden in Bayreuth in premiére ging, is absoluut toptheater. Een zeldzaam ontroerende en meeslepende productie waarin alle betrokkenen - zangers, acteurs, orkest en koor - een absolute glansrol vervullen. Dat de productie van Tannhäuser die Tobias Kratzer voor Bayreuth maakte een bijzondere is wist ik al dankzij de video die na de premiere in 2019 werd uitgebracht. Dat deze Tannhäuser live desondanks zoveel energie en enthousiasme wist te genereren, zo’n theatrale kracht in zich herbergde, kwam niettemin als een grote, uiterst aangename, verrassing. Kratzer slaagt daar waar velen die zich tot het herinterpreteren van Wagners opera’s wagen falen. Hij is als die jazzmuzikant die zich door een grondige kennis van het bronmateriaal grote vrijheden kan veroorloven in de uitvoering zonder daarbij te verdwalen. Het verschil met Parsifal, die ik de dag daarvoor zag, kon niet groter zijn. Waar in de Parsifal-productie van Scheib gezocht wordt naar de mogelijkheden het toneelbeeld tot voorbij het podium op te rekken, uit te breiden met een extra laag, en daarin blijft hangen in de noviteit van een nieuwe techniek, bewijst Kratzers Tannhäuser dat het werkelijk denken buiten de kaders van het podium, de echte verruiming van de geest, gepaard gaat met sublieme ideeën waarbij techniek een middel is en geen doel. De strijd tussen lust en liefde is er bij Wagner een met diffuse grenzen. Een strijd waarbij hij zich in zijn opera’s, groot kunstenaar als hij was, hoedde voor het poneren van platitudes en voor de hand liggende antwoorden op prangende vragen. Waar Venus, toonbeeld van vleselijke lust niet zonder geestelijke liefde kan, zo is Elisabeth, toonbeeld van de kuise liefde, niet ongevoelig voor de fysieke kant van de liefde. Een keuze van Tannhäuser tussen een van de twee kan niet plaatsvinden voordat Venus toont over sommige eigenschappen van Elisabeth te beschikken en er een beetje Venus in Elisabeth blijkt te huizen. Maar in de keuze tussen de werelden van Venus en Elisabeth speelt meer dan seks en liefde. Net als in zijn Tannhäuser-productie in Bremen ruim 10 jaar geleden rekt Kratzer het verhaal van Tannhäuser op tot ver voorbij de botsing tussen primaire aantrekkingskracht en verheven schoonheidsidealen. Hij maakt er een verhaal van over het vinden van je plaats in de wereld en hoe de persoonlijke vrijheid daarin zich verhoudt tot maatschappelijke conventies en morele grenzen. Waar hij in zijn Bremen-productie van Tannhäuser een anarchist maakte, lid van een terroristische cel, verplaatst hij Tannhäuser in deze productie naar het circus. Het uitgangspunt is hetzelfde. Tijdens de overture krijgt Tannhäuser last van zijn geweten als er een dode valt en hij maakt zich op Venus & co te verlaten. Een keuze voor een leven vrij van maatschappelijke conventies vrijwaart hem niet van de gevolgen van zijn daden. De wereld van Venus is de wereld van de circusmensen, de bohemians. De mensen die zich afzetten tegen de elite en de bourgeoisie, de wereld waar Tannhäuser vandaan komt, de wereld van Bayreuth. Tannhäuser gaat terug naar Bayreuth en Venus en haar gezelschap, Oskar (een dwerg met een Blechtrommel gespeeld door Manni Laudenbach) en een drag queen (Le Gateau Chocolat), volgen hem aan het einde van het eerste bedrijf in een bestelbusje daarnaartoe. Het is in de eerste pauze waar de productie ons mee naar buiten neemt en het publiek letterlijk onderdeel wordt van de enscenering. Aan de vijver voor het Festspielhaus voeren Venus & co een act op waarbij liedjes worden gezongen, Le Gateau Chocolat zingt “Dich, teure Halle” en er wordt opgeroepen tot revolutie (helemaal in de geest van Wagner die in 1849 wegens bemoeienis met de revolutie in Dresden moest vluchten uit Duitsland). Het effect van dit alles is opwindend, hilarisch en bevrijdend. Opmerkelijk is dat het invoegen van popcultuur en LBGTQ-activisme in een operaproductie geen moment geforceerd aandoet. Kratzer creeërt een wereld die tot buiten het podium, zelfs tot buiten de muren van het Festspielhaus reikt, waarin alles op een natuurlijke manier zijn plaats vindt. Het is dan nog niet uit met de pret want in de tweede akte dringen Venus & co het Festspielhaus binnen waar op dat moment net de zangwedstrijd van de Wartburg begint. (De mensen die vinden dat een productie het libretto dient te volgen kunnen stoppen met het aanvinken van afwijkingen van dat libretto. Dat heeft hier geen zin. Maar ondanks de complete hervertelling van het oorspronkelijk verhaal blijven actie, zang, acteerwerk en muziek innig met elkaar verbonden.) Tijdens de zangwedstrijd blijkt hoe ver Tannhäuser en zijn vroegere kameraden uit elkaar zijn gedreven. Zijn beste vriend Wolfram zingt over de bron van de liefde, waarop Tannhäuser (die in de opera consequent met Heinrich wordt aangesproken) antwoordt dat je niet over de bron kunt reppen als je er nooit uit hebt gedronken. Afschuw bij de ridders/zangers, bij Elisabeth en bij haar oom Landgraaf Hermann die allen vinden dat Tannhäuser zich een onvergeeflijke zondaar toont. Het circus duikt op en stapt vooraan het toneel buiten de lijst die het podium omgeeft. Als Venus Elisabeth uitdaagt buiten de lijst te stappen, zich buiten haar keurslijf te begeven, neemt Elisabeth de uitdaging aan. Ze zal er haar lot een beslissende dramatische wending mee geven. Uiteindelijk wordt Tannhäuser ingerekend door de politie (de tocht naar Rome is hier het busje naar het politiebureau). Aan de bij tijd en wijle operette-achtige uitbundigheid komt in de derde akte een einde. We zien een desolaat landschap met het circusbusje in zwaar vervallen staat. Op een reclamebillboard zien we dat Le Gateau Chocolat de misère is ontsprongen en zijn naam heeft verleend aan een duur horlogemerk. Zittend voor het busje waagt Oskar zich aan een blik koude bonen. Elisabeth voegt zich bij hem, ze is op zoek naar Tannhäuser. Die blijkt niet aanwezig. Wolfram is er wel en die probeert Elisabeth, in al zijn getormenteerde onhandigheid, het hof te maken. Hij hijst zich daarvoor in Tannhäusers clownspak. En hier geeft Kratzer opnieuw een bijzondere draai aan het lot van Elisabeth en Wolfram. In het libretto staat dat Elisabeth, als zij heeft besloten zich op te offeren voor Tannhäusers zonden, zich richting de Wartburg begeeft. Wolfram vraagt haar of hij haar kan begeleiden (Elisabeth, durft’ ich dich nicht geleiten?). Elisabeth wijst dit af en verdwijnt dan van het toneel. Bij Kratzer kussen Wolfram (in clownspak) en Elisabeth elkaar en Elisabeth weet meteen dat het niet Tannhäuser is die ze voor zich heeft. Wolfram doet zijn pruik af en zingt ’Elisabeth, durft’ ich dich nicht geleiten?’ waarna Elisabeth Wolfram zijn pruik weer opzet en hem met haar het busje intrekt. Daar bedrijven ze de liefde. Wolfram zingt daarna zijn beroemde aria ‘O du mein holder Abendstern’. Niet minder getormenteerd dan daarvoor. Hij heeft nu weliswaar (in tegenstelling tot het libretto) van de bron gedronken maar de liefdeloze seks heeft hem geen verlichting gebracht. Elisabeth verlaat zich, willens en wetens, tot een surrogaat, Wolfram, als zij de man van wie ze ondanks alles houdt, Tannhäuser, niet kan krijgen. Haar dood hier is geen hemels geinspireerde daad van zelfopoffering maar een daad die voortkomt uit wanhoop en desillussie. Elisabeths dood omschildert de uiteindelijk gezongen teksten over Tannhäusers vergiffenis voor zijn zonden (prachtig koor, hemelse muziek) met een pikzwarte rouwrand. We mogen hopen dat Tannhäuser uiteindelijk iets van heeft geleerd van zijn gedrag. Terwijl een dode Elisabeth in zijn armen ligt zien we op een videoscherm het circusbusje het beeld uitrijden met Tannhäuser achter het stuur en Elisabeth aan zijn zijde. Tannhäuser rest de droom, een plek in de geest, om samen te kunnen zijn met de vrouw die echt van hem hield. Zo eindigt een productie waarin gelachen kan worden, niet gebruikelijk bij Wagner, op de sombere grondtonen van existentieel drama. Toen Wagner aan het eind van zijn leven uitsprak de wereld nog een andere Tannhäuser schuldig te zijn (hij reviseerde de opera meerdere malen, maar nooit helemaal tot volle tevredenheid) zal hij voor producties in de toekomst niet hebben gedacht aan Tannhäuser als clown in een circus. Het is te danken aan Kratzers genie dat wij dat idee nu helemaal niet meer vergezocht of belachelijk vinden. Hoe je het verder ook mag noemen, Regietheater of niet, deze Tannhäuser is absoluut toptheater. Hij voegt aan Wagners themas van liefde en lust, dood en verlossing, hedendaagse onderwerpen als (homo-)emanicaptie en het vinden van je plaats in de maatschappij toe. Het resulteert in een zeldzaam ontroerende en meeslepende productie waarin de zangers, acteurs, orkest en koor een absolute glansrol vervullen. Toen ik in 2014 voor het eerst Bayreuth bezocht was Klaus Florian Vogt de Lionel Messi onder de Lohengrins, het was moeilijk hem in een andere Wagnerrol voor te stellen. Maar Vogt heeft zijn Wagnerrepertoire uitgebreid en zijn vertolking als Tannhäuser was, zowel zingend als acterend, indringend, urgent en absoluut overtuigend. (Vogt viel in voor Stephen Gould die moest afzeggen vanwege gezondheidsredenen - op het moment van schrijven komt het nieuws naar buiten dat deze gezondheidsproblemen, hoogst ongelukkig, het einde van Goulds carrière betekenen.) Ekaterina Gubanova kon zich na Kundry de dag eerder helemaal uitleven in de ruimte die de regie haar hier bood. Dramatisch, sensueel en expressief vulde ze die ruimte met alles wat ze in zich had - en een beetje meer. Elisabeth Teige vertolkte een bijzonder mooie en krachtige Elisabeth waarin zij het extra tragische, wereldse lot dat haar in deze productie wachtte met groot dramatisch elan voor haar rekening nam. Verder zong Julia Grüter een hele mooie jonge herderin. In Markus Eiche kwamen moeiteloos de tegenstellingen samen die Wolfram tot zo’n mooie, vreemde en ontroerende persoonlijkheid maken en Günter Groissböck gaf als Landgraff Hermann andermaal blijk over een pregnante podiumpersoonlijkheid te beschikken. Wat ook opviel was dat de videobeelden ook in een live-uitvoering heel goed werkten. Vaak zijn videobeelden gratuit. Voelt het gebruik ervan geforceerd aan en voegen ze verder niets iets wezenlijk toe. Meer dan eens herinneren ze aan wat Patrice Chéreau ooit zei over het gebruik van videobeelden op het toneel. Chéreau was naast theaterregisseur natuurlijk ook filmmaker maar over het gebruik van video op het toneel was hij vrij uitgesproken. Video en toneel zijn twee verschillende dingen, hij zag niet niet hoe je die succesvol samen kon brengen. Hij weigerde daarom ook in zijn productie van Lulu de derde akte, zoals voorgeschreven door Alban Berg zelf, te laten beginnen met een korte film. Maar hier zorgde de video voor iets extra’s. Door de video met backstagebeelden waren de zangers zichzelf en de rol die ze vertolkten. Het voegde een extra laag toe aan de vele lagen die de productie toch al rijk was. Deze Tannhäuser behoorde absoluut tot een van de beste uitvoeringen die ik ooit in een theater zag, welk theater dan ook. En het extra goede nieuws daarbij is dat Tobias Kratzer zich volgend jaar in Munchen aan een complete Ring-cyclus gaat wagen. TANNHÄUSER, Bayreuther Festspiele 16 augustus 2023 Production: Director – Tobias Kratzer Designs – Rainer Sellmaier Video – Manuel Braun Lighting – Reinhard Traub Dramaturgy – Konrad Kuhn Chorus director – Eberhard Friedrich Cast: Hermann, Landgraaf van Thuringia – Günter Groissböck Tannhäuser – Klaus Florian Vogt Wolfram von Eschenbach – Markus Eiche Walther von der Vogelweide – Siyabonga Maqungo Biterolf – Olafur Sigurdarson Heinrich der Schreiber – Jorge Rodriguez-Norton Reinmar von Zweter – Jens-Erik Aasbø Elisabeth – Elisabeth Teige Venus – Ekaterina Gubanova Young Shepherd – Julia Grüter Le Gateau Chocolat – Le Gateau Chocolat Oskar – Manni Laudenbach Bayreuth Festival Chorus (koor dirigent: Eberhard Friedrich) Bayreuth Festival Orchestra Nathalie Stutzmann (dirigent) - Wouter de Moor
0 Comments
Meer dan tien jaar na de productie van Nikolaus Lehnhof uit 2007 keert Tannhäuser terug naar het Muziektheater in Amsterdam. Tannhäuser is de opera die Richard Wagner tot het einde van zijn leven zou bezighouden. "Ik ben de wereld nog een Tannhäuser schuldig," zou hij vlak voor zijn dood hebben gezegd. Christof Loy regisseert bij De Nationale Opera een nieuwe productie van de opera die handelt over de klassieke strijd tussen hoofd en hart, lust en liefde en wat het betekent om een man (of mens) te zijn. Hij woonde er van 1839 tot 1842, zocht er de steun van operagigant Meyerbeer, maar Richard Wagner zag zijn ambitie om zich in Parijs (de culturele hoofdstad van Europa) op te werken tot een gevestigde naam in de operawereld sneuvelen. In 1861 leek hij, tot zijn grote vreugde, een nieuwe kans te krijgen toen hem werd gevraagd een Franse (en Franstalige) productie van zijn opera Tannhäuser in Parijs op de planken te brengen. Er volgde een uitgebreide voorbereiding; de partituur werd gereviseerd, voor de decors riep men de hulp in van drie ontwerpers die tot de befaamdste van hun tijd behoorden en er werd, tot aan de première, meer dan 160 keer gerepeteerd. Het mocht niet zo zijn. Tannhäuser in Parijs werd een fiasco. Voornaamste oorzaak: de Jockey Club, een groep mannen van adel die hun ballet aan het begin van de tweede akte moesten missen omdat Richard Wagner, die eigenwijze Teutoon, artistieke redenen boven de conventies van de Grand Opera liet prevaleren. Wagner had het ballet aan het begin van de opera geplaatst, aan het einde van de ouverture, omdat het daar verhaaltechnisch het beste paste. De leden van de Jockey Club, die gedurende het eerste bedrijf doorgaans nog aan het diner zaten, moesten het daardoor zonder de hoog opgebonden boezems en blote benen van de ballerina’s stellen. Zij verstoorden de voorstellingen dermate, deelden fluitjes en ratelaars uit aan het publiek, waardoor Wagner zich gedwongen voelde de opera na drie voorstellingen terug te trekken. Ondanks het feit dat hij in Franse collega-kunstenaars, bijvoorbeeld de schrijver Charles Baudelaire, pleitbezorgers en geestverwanten vond zou Wagner bij leven niet meer meemaken dat hij in Parijs naam zou maken; het liet hem bepaald niet zonder wrok. “Zonder enige pose verzeker ik je dat ik aan geen enkele revolutie meer geloof, dan diegene die begint met het platbranden van Parijs,” schreef hij en in 1870, bij het uitbreken van de Frans-Pruisische oorlog, tekent Cosima in haar dagboek op: “Parijs wordt gebombardeerd, wie niet horen wil moet voelen [...] Geruchten over een wapenstilstand. Tot ons ongenoegen, R. wenst een bombardement.” In zijn nieuwe productie van Tannhäuser voor de Nationale Opera brengt regisseur Christof Loy Parijs en Wagner opnieuw samen. Hij laat de Jockey Club zowel opdraven als ridders van de Wartburg als deelnemers van het bacchanaal in de Venusberg. De wereld van de Venusberg en de Wartburg komen samen in wat nog het meest op een schilderij van Degas lijkt (Foyer de la Danse). Eén wereld, één bühnebeeld, waarin lust en preutsheid samenkomen en het enkel het mannelijk perspectief op de vrouw is -de manier waarop de man een vrouw ziet (als een heilige of als een hoer)- dat deze werelden van elkaar scheidt. Het verhaal van Tannhäuser is het verhaal van een man die tussen deze twee uitersten (zijn het wel uitersten?) een balans probeert te vinden; een zoektocht naar het antwoord op de vraag hoe een man, hoe een mens, te zijn. Wagner zou zich in zijn carrière aan het vraagstuk van lust & liefde, verlossing en de rol van de vrouw daarin, nog meerdere malen vergrijpen. Op superieure wijze. Zijn talent het drama wat in de menselijke conditie verborgen ligt bloot te leggen met meeslepend muzikaal proza mag als even ontzagwekkend als bekend worden beschouwd.
De instant-bevrediging in het lustoord van Venus ontneemt hem de innerlijke strijd die nodig is om een stralende ster te kunnen baren (vrij naar Nietzsche die op het moment dat Wagner met het componeren van Tannhäuser begint zijn intrede in het leven van Wagner dan nog moet maken, hij moet dan zelfs nog worden geboren). Ik laaf mij eeuwig aan die bron, Wagner zou er later met Tristan und Isolde een onovertroffen en allesomvattend argument voor aandragen maar op de premisse dat kunst ongerealiseerde sex is wordt in Tannhäuser al voorzichtig gezinspeeld. Tannhäuser, de minstreel van de Wartburg, blijft in de coïtale wereld van Venus met een onbevredigend gevoel achter en vraagt de godin van de lust hem te laten gaan. Deze reageert gekwetst, voelt zich afgewezen en is verbaasd dat Tannhäuser terug wil naar de mortale wereld, ze is geschokt door zijn ondankbaarheid. Wat Tannhäuser werkelijk wil wordt niet helemaal duidelijk. Eenmaal terug in de wereld waarin de pure liefde als hoogste ideaal geldt, de Wartburg, de wereld waarin Elisabeth op hem wacht, schoffeert en shockeert hij zijn omgeving door de lof van de lust te bezingen. De bron droogt niet op door ervan te drinken, bijt hij tijdens de Sängerkrieg, de zangwedstrijd in het tweede bedrijf, zijn vriend Wolfram toe. Wolfram von Eschenbach, in deze productie misschien nog wel meer dan gebruikelijk, met Tannhäuser het voornaamste mannelijke personage van de opera, worstelt met zijn ideeën over pure liefde, zijn onvermogen zich aan de lust over te geven. Het zet hem, samen met Tannhäuser, die dat wel kan maar tegelijkertijd niet weet wat hij wil, in schril contrast met de rest van het mannelijk gezelschap, de leden van de Jockey Club wier madonna-hoer complex net zo groot is als de hypocrisie waar zij zich toe verlaten. De hypocrisie en schijnheiligheid, die er altijd al schuilgaan in de felheid waarmee Tannhäuser wordt veroordeeld, wordt door Loy nadrukkelijk op de voorgrond geplaatst. De overgave waarmee zijn wapenbroeders Tannhäuser en plein public de maat nemen, hem kwalijk nemen waar ze zichzelf, als het zo uitkomt, maar al te graag aan overgeven, krijgt hier navrante tinten; de hypocrisie is hier niet slechts suggestie, zij vindt een ondubbelzinnige weergave op het toneel. Het mannelijk onvermogen liefde en lust als een twee-eenheid te zien is voor Loy reden om zowel de wereld van Venus als de wereld van de Wartburg met hetzelfde toneelbeeld te bedelen. Het levert een vrij statische ruimte op die niet abstract genoeg is om hem al te ruim te kunnen interpreteren. De nadruk daarin wordt, als vanzelf, gelegd op de personenregie. Die werkt bij de massascènes (met een magistraal koor!) zeer goed. Zij was bij de intiemere scènes wellicht gebaat geweest bij toneelbeelden met een groter onderling contrast. Men had met wat meer scenische dynamiek, bijvoorbeeld door belichting en een paar inventieve accenten in de handeling, de zeer beeldende muziek wat meer grafische navolging kunnen geven. (Het eenmalig bevriezen van de actie in het tweede bedrijf werkte bijvoorbeeld zeer goed, het had een ontregelend en tegelijkertijd meeslepend effect.) Tannhäusers openlijke worsteling, zijn zoektocht, zijn eigengereidheid plus het feit dat ook hij -als in een Sartreiaanse wereld (l’enfer c’est les autres)- toegeeft aan de druk van zijn omgeving (hup naar Rome dan maar) maken van hem net een echt mens. Het maakt hem tot een van de meer sympathiekere personages die doorgaans een Wagner-opera bevolken. In de vertolking van Daniel Kirch is Tannhäuser meer een flierefluiter dan een held, een stokebrand voor wie het creeëren van onrust bijna een doel op zichzelf lijkt. Kirch moest even op gang komen, hij zocht het eerste bedrijf even naar de juiste ademhaling, maar zijn vertolking paste naadloos in het concept van Loy. Uitzonderlijk sterk was de Wolfram van Björn Burger, een krachtige voordracht van een weifelend personage – het maakte van de principele Wolfram een aangenamere man, minder een stijve drammer, dan hij doorgaans kan zijn. Stephen Milling, die een groot postuur koppelt aan een even grote stem, is een vaste bewoner van de Wagner-sphere. De Deense bas (o.a. Hunding in de Copenhagen Ring, Hagen in de Bayreuther Castorf Ring) vertolkte Landgraf Hermann met vertrouwde autoriteit. Het is een rol die hij later in het jaar ook zal zingen in München en Bayreuth (in de nieuwe Tannhäuser productie van Tobias Kratzer, theatermaker die met een daverende Contes d'Hoffmann DNO’s afsluiting van afgelopen seizoen voor zijn rekening nam). Als oom van Elisabeth schrijft hij een zangwedstrijd uit, een zangwedstrijd met een vrouw als hoofdprijs, Wagner zou het als uitgangspunt voor zijn Meistersinger nemen, waarin de oude partriarchale conventie, de vrouw als commodity, als een soort Stepford Wife, alom manifest is. Het is Loys verdienste dat hij die patriarchale wereld van Tannhäuser openbreekt, hem in de geest van de tijd in een nieuw perspectief plaatst, zonder dat het resultaat daarbij geforceerd aanvoelt. Het is Wagners instinct, zijn genie, dat voorkomt dat er tussen de liefde en de lust in Tannhäuser een karikaturaal groot gat gaapt. Hij maakt van de godin Venus een vrouw die behalve lust ook liefde wil en van Elisabeth, toonbeeld van de pure geestelijke liefde, een vrouw die verlangt naar zinnelijk genot. Hij zet met muziek lichaam en geest tegenover elkaar en laat deze tegelijkertijd vervlechten. Loy liet beide vrouwen, daarbij Wagners instinct en niet diens libretto volgend, aan het begin van het derde bedrijf opdraven. Als twee vrouwen die samen die ene vrouw belichamen die de man maar niet ziet (of wil zien). Als Venus maakte Ekaterina Gubanova in Amsterdam haar roldebuut. Ze zal de rol van de zomer ook in Bayreuth zingen. Zij koppelde een stem die bij vlagen wat scherp klonk, wat niet helemaal out-of-character was, aan een indrukwekkende podiumpresentatie. Haar Venus was een meervoudig gelaagde vrouw die niet in lust en afgunst bleef hangen en het gewicht van haar rol op sterke doch gevoelige schouders met zich meetorste. Dat drama en schoonheid vaak hand in hand gaan bewees de vertolking van Elisabeth door de Russische sopraan Svetlana Aksenova. In een etherische geluidstuin plukte Aksenova bloemen van verlangen en klemde zij een roos van hartstocht tussen haar tanden. Zij bracht een Elisabeth tot leven die zowel de verhevenheid als het drama van de liefde in zich meedroeg waarbij haar liefde voor Tannhäuser, waarvan zij meer hield dan andersom, haar tot een zekere dood veroordeelde - als enige in de opera zoals we zullen zien. Haar voordracht gaf haar personage een schoonheid die door dat onvermijdelijke einde een monumentale dimensie kreeg. Vanaf het moment van haar Teure Halle, aan het begin van het tweede bedrijf, sprak uit haar optreden een onweerstaanbaar verlangen naar iets puurs in deze wereld, iets wat nog niet is aangetast en besmet, als sneeuw die nog vrij is van voetstappen ... Als sneeuw ... Een regisseur kan verschillende trucjes inzetten om een zanger/acteur een zetje te geven. Bij Svetlana Aksenova deed het woord "sneeuw", aangedragen door Christof Loy, wonderen. Het opende een deurtje in de Russische ziel van Aksenova die zich vanaf dat moment met alles wat ze had, en dat was niet weinig, in een buitengewoon begeesterde vertolking van Elisabeth stortte. Net als Lucas van Lierop, die de andere Heinrich (der Schreiber) van de opera voor zijn rekening nam, is Julietta Aleksanyan afkomstig uit de Nationale Opera Studio: het opleidingsinstituut van De Nationale Opera. Zij reikte als het jonge herderinnetje in het eerste bedrijf naar grote hoogte – daar gaan we nog meer van horen. In Tannhäuser is Wagner nog een paar opera’s verwijderd van zijn met leidmotieven aan elkaar geknoopte klanktapijten; de orkestrale begeleiding is van een relatieve soberheid, ze wordt gekenmerkt door een economische omgang met ideeën en een weloverwogen uitbundigheid. Het is muziek die Wagner na de première in Dresden meerdere malen zou reviseren en waar hij weldadige, mystieke klanken aan zou toevoegen. Klanken die zouden getuigen van zijn nieuw opgedane muzikale bevindingen in een Tristanesque wereld, anticiperend op Sacre-achtig geweld. Klanken die voor dirigent Marc Albrecht als een tweede huis zijn. Albrecht liet, als vanouds, het Nederlands Philharmonisch Orkest gloeien en broeien in een romantische hoogmis. In 2020 gaat Albrecht weg bij DNO, helaas zonder een complete Ring-cyclus te hebben gedirigeerd, hij legde met het NPhO het fundament onder een sterke uitvoering. Voor de verlossing van de man moet de vrouw dood, het is een constante bij Wagner. In deze productie gaat Elisabeth inderdaad dood door Tannhäusers zonden op zich te nemen (volgens het boekje) en zorgt ze naast Tannhäusers verlossing tevens voor verlossing voor iedereen. Tannhäuser blijft hier leven en de opera eindigt zoals hij begon, met een orgie. Bij Tannhäuser begint het dan een beetje te dagen, hij begrijpt de diepte van Elisabeths liefdesdood en keert zich af van Venus. De vrolijkheid op het toneel komt met een wrange bijsmaak want men kan zich afvragen wat men er alles bij elkaar werkelijk wijzer van is geworden. Op de vraag hoe de balans te vinden, bij leven, tussen het zinnelijke en het geestelijke, laat Loy nadrukkelijk het antwoord open. Aan kwaliteit schort het doorgaans niet bij de Wagner-voorstellingen van de Nationale Opera en ook bij deze Tannhäuser kan (na een uitmuntende Tristan vorig jaar) de vlag uit. De Wagner-liefhebbers weten inmiddels genoeg, de rest van het operaminnend publiek trouwens ook, die reppen zich naar het Muziektheater in Amsterdam. De Nationale Opera 6 april 2019 (première): Data 6 april t/m 1 mei Muzikale leiding: Marc Albrecht Nederlands Philharmonisch Orkest Regie: Christof Loy Decor: Johannes Leiacker Kostuums: Ursula Renzenbrink Tannhäuser: Daniel Kirch Elisabeth: Svetlana Aksenova Venus: Ekaterina Gubanova Wolfram von Eschenbach: Björn Bürger Hermann, Landgraf von Thüringen: Stephen Milling Walther von der Vogelweide: Attilio Glaser Heinrich der Schreiber: Lucas van Lierop Ein junger Hirt: Julietta Aleksanyan - Wouter de Moor
|
De KLUISRecensies en commentaren (vanaf 2006) ARCHIEF
All
TIJDLIJN
January 2025
|