De weg naar Bayreuth 2017
Over een Meistersinger bij aankomst
Een tot vlees geworden droom. Dat was de première van Der Ring in 1876 in het Festspielhaus in Bayreuth voor Richard Wagner. Een uitgekomen droom die de maker confronteerde met de tekortkomingen van de theatertechnieken van zijn tijd en hem, naar het lijkt, kortstondig, behalve van een onzichtbaar orkest deed dromen van een onzichtbaar toneel. De componist die voor vele muzikale problemen en uitdagingen een compositorische oplossing vond slaagde er niet in de sleutel tot een tot volle tevredenheid stemmende enscenering voor zijn muziekdrama's te vinden. Het visuele gedeelte van het Wagnertheater bleef een puzzel die bij Wagners leven een onopgeloste bleef. En ruim 140 jaar later stelt ensceneren en verbeelden van een Wagneropera regisseurs nog steeds voor raadsels; esthetisch, dramatisch en moreel. Wagner is in Duitsland nog steeds een culturele factor van betekenis. Dat komt niet alleen door zijn muziekdrama's maar zeker ook door de controverse die er aan de man en zijn werk hangt. Je merkt dat de tovenaar van Bayreuth in Duitsland omgeven is met een zwaarte die hij in Nederland en Amerika niet (meer) heeft. Het Wagnertheater ondergaan betekent in Duitsland (nog steeds) verantwoording afleggen aan het verleden. Het verleden van de jaren 1930 en 1940 waarin er een nazibruine koek aan Wagners werk is gaan kleven waarvan men de resten, tot op de dag de vandaag, met de hogedrukspuit van vooruitstrevende, uitdagende ensceneringen nog aan het verwijderen is.
Een bezoek aan een complete Ring-cyclus in Bayreuth stond bij al een tijdje op mijn bucketlist en dit jaar kwam het er eindelijk van. Over Der Ring des Nibelungen later meer want bij aankomst in mijn hotel op 7 augustus wachtte mij een verrassing. Het was vervelend genoeg voor de vrouw in kwestie, ze had hoofdpijn en bood haar kaartje voor Die Meistersinger von Nürnberg te koop aan, maar ik kon een dag eerder naar de opera dan aanvankelijk gepland.
Een paar jaar geleden werd Barry Kosky (intendant bij de Komische Oper Berlin) door Katharina Wagner (de achterkleindochter van de componist en hoofd van de Festspiele) gevraagd om Die Meistersinger von Nürnberg te ensceneren. Daar had Kosky aanvankelijk geen zin in. Hij zag Meistersinger als een typisch Duits stuk waar hij niets over te melden had. Bovendien had hij een hekel aan Wagner.
Kosky ging evenwel toch overstag, verdiepte zich in het stuk en begon van Die Meistersinger von Nürnberg te houden. Nürnberg was Wagners ideaalbeeld van een maatschappij. Een sprookjesachtige samenleving van ambachtslieden en kunstenaars (Hans Sachs is schoenmaker en meesterzanger). Nürnberg als hart en ziel van Duitsland. Een beeld dat ver verwijderd van de realiteit was want in werkelijkheid was Nürnberg de stad van het bankwezen waar zijn beroemdste zoon, Albrecht Dürer, zijn inspiratie vooral uit de Italiaanse schilderkunst haalde. In zijn enscenering combineert Kosky elemententen uit het leven van Wagner met de geschiedenis van Nürnberg. Hij laat Nürnberg terugkomen in de vorm van Villa Wahnfried; Wagners ideale thuis in Bayreuth en een plek waar Wagner zelf Hans Sachs speelt terwijl Cosima de rol van Eva is toebedeeld. Aan het eind van de eerste akte maakt Wahnfried plaats voor de rechtszaal waar, na de Tweede Wereldoorlog, de Nürnberger processen plaatsvonden (een spectaculaire scenewisseling met open doek).
Barry Kosky is een joodse theatermaker en het feit dat hij joods is zou er niet toe moeten doen. In relatie tot Die Meistersinger wordt dat joods-zijn echter onherroepelijk een punt van aandacht. Zo valt overal te lezen en te horen dat Kosky de eerste niet-Duitse én joodse regisseur is die in Bayreuth Die Meistersinger voor zijn rekening neemt. Het is een opera die, meer dan de andere opera's in de Wagner-catalogus, door de nazi's ideologisch is misbruikt. Het is een stuk waarin Wagner zijn afkeer van Joden, Italiaanse en Franse wufterijen, nietszeggende mooizingerij en de muziekcriticus Eduard Hanslick, persifleert in het karakter Sixtus Beckmesser. Beckmesser is een Meistersinger en, in tegenstelling tot wat die titel doet vermoeden, een vreselijke prutser. Hij zingt, op het moment surpreme, als hij zijn meesterlied ter gehore brengt, vals (het ontstemde harpje dat hem hier begeleidt helpt ook niet echt). Voor de nazi's was Beckmesser Judd Süß. Die Ewige Jude gevangen in een opera. Die Meistersinger von Nürnberg was een favorietje van Adolf H. Een nostalgische trip naar een verleden dat er nooit was geweest, een natte wensdroom over de ideologische zuiverheid van het ware Duitsland. Wat te doen met deze opera, met het personage Beckmesser, na de Tweede Wereldoorlog? Het makkelijkste zou zijn het allemaal maar te vergeten maar ja, die muziek hè?
In Die Meistersinger reikt Wagner compositorisch (andermaal) tot grote hoogte. De manier waarop hij hier zijn oneindige melodie door de dialoog vlecht, de magistrale koorzang, Hans Sachs' waanmonoloog (waarin Wagner naar zijn opera Tristan & Isolde verwijst) en het onovertroffen kwintet in de derde akte, maken Die Meistersinger tot een kunstwerk dat zich moeilijk laat negeren. Het is misschien net zo goed het egoïsme van de luisteraar die niet zonder Wagner wil (zoals de lezer die zich Céline niet laat afnemen ondanks diens virulent anti-semitisme) als het besef hier met een muzikaal kunstwerk van bovengemiddelde kwaliteit van doen te hebben, die ervoor hebben gezorgd dat de opera al die jaren repertoire heeft gehouden.
Kosky ging evenwel toch overstag, verdiepte zich in het stuk en begon van Die Meistersinger von Nürnberg te houden. Nürnberg was Wagners ideaalbeeld van een maatschappij. Een sprookjesachtige samenleving van ambachtslieden en kunstenaars (Hans Sachs is schoenmaker en meesterzanger). Nürnberg als hart en ziel van Duitsland. Een beeld dat ver verwijderd van de realiteit was want in werkelijkheid was Nürnberg de stad van het bankwezen waar zijn beroemdste zoon, Albrecht Dürer, zijn inspiratie vooral uit de Italiaanse schilderkunst haalde. In zijn enscenering combineert Kosky elemententen uit het leven van Wagner met de geschiedenis van Nürnberg. Hij laat Nürnberg terugkomen in de vorm van Villa Wahnfried; Wagners ideale thuis in Bayreuth en een plek waar Wagner zelf Hans Sachs speelt terwijl Cosima de rol van Eva is toebedeeld. Aan het eind van de eerste akte maakt Wahnfried plaats voor de rechtszaal waar, na de Tweede Wereldoorlog, de Nürnberger processen plaatsvonden (een spectaculaire scenewisseling met open doek).
Barry Kosky is een joodse theatermaker en het feit dat hij joods is zou er niet toe moeten doen. In relatie tot Die Meistersinger wordt dat joods-zijn echter onherroepelijk een punt van aandacht. Zo valt overal te lezen en te horen dat Kosky de eerste niet-Duitse én joodse regisseur is die in Bayreuth Die Meistersinger voor zijn rekening neemt. Het is een opera die, meer dan de andere opera's in de Wagner-catalogus, door de nazi's ideologisch is misbruikt. Het is een stuk waarin Wagner zijn afkeer van Joden, Italiaanse en Franse wufterijen, nietszeggende mooizingerij en de muziekcriticus Eduard Hanslick, persifleert in het karakter Sixtus Beckmesser. Beckmesser is een Meistersinger en, in tegenstelling tot wat die titel doet vermoeden, een vreselijke prutser. Hij zingt, op het moment surpreme, als hij zijn meesterlied ter gehore brengt, vals (het ontstemde harpje dat hem hier begeleidt helpt ook niet echt). Voor de nazi's was Beckmesser Judd Süß. Die Ewige Jude gevangen in een opera. Die Meistersinger von Nürnberg was een favorietje van Adolf H. Een nostalgische trip naar een verleden dat er nooit was geweest, een natte wensdroom over de ideologische zuiverheid van het ware Duitsland. Wat te doen met deze opera, met het personage Beckmesser, na de Tweede Wereldoorlog? Het makkelijkste zou zijn het allemaal maar te vergeten maar ja, die muziek hè?
In Die Meistersinger reikt Wagner compositorisch (andermaal) tot grote hoogte. De manier waarop hij hier zijn oneindige melodie door de dialoog vlecht, de magistrale koorzang, Hans Sachs' waanmonoloog (waarin Wagner naar zijn opera Tristan & Isolde verwijst) en het onovertroffen kwintet in de derde akte, maken Die Meistersinger tot een kunstwerk dat zich moeilijk laat negeren. Het is misschien net zo goed het egoïsme van de luisteraar die niet zonder Wagner wil (zoals de lezer die zich Céline niet laat afnemen ondanks diens virulent anti-semitisme) als het besef hier met een muzikaal kunstwerk van bovengemiddelde kwaliteit van doen te hebben, die ervoor hebben gezorgd dat de opera al die jaren repertoire heeft gehouden.
Of Beckmesser werkelijk een anti-semitische karikatuur is, is een onderwerp waar de muziekliteratuur meer pagina's tekst aan heeft besteed dan er druppels in een regenton gaan. Kosky vindt dat Beckmesser in ieder geval onmiskenbaar 19-eeuwse anti-semitische trekken vertoont en speelt dat nadrukkelijk uit. Dat levert een paar ongemakkelijke scenes op. Aan het einde van het tweede bedrijf daagt Hans Sachs (in de persoon van Richard Wagner) Beckmesser voor het gerecht. Het mondt uit in een tafereel dat opgevat moet worden als een gevalletje Duitse humor. (En inderdaad als zodanig op respons van het publiek kan rekenen. Ik moest vooral denken aan het Duitse boek van de humor en de de geringe dikte daarvan.) Terwijl het publiek lacht om de vernedering van Beckmesser (Sachs/Wagner laat hem eigenlijk weten dat hij niet in Nurnberg thuishoort) wordt er een ballon opgeblazen waarop een karikturale jood zichtbaar wordt, inclusief haakneus en keppeltje met Davidsster. Het ongemak van het publiek is voelbaar. Het geklungel tussen Sachs en Beckmesser wordt van zijn koddige lichtheid ontdaan. Zij die gelachen hebben worden geconfronteerd met de, moeilijk te relativeren, ware aard van het voorafgaande; lachen om anti-semitisme waarbij de joodse karikatuur aan de extreem kwaadaardige gevolgen van dat anti-semitisme herinnert. Het levert na afloop wat discussie op. Prima. Het is op momenten als deze dat een enscenering in het Festspielhaus buiten verdergaat. Daar staan gedenkplaten, opgesteld als ware het grafzerken op een begraafplaats, voor die joodse musici en zangers die in Bayreuth gewerkt hebben en door hun jood-zijn daar, of elders in nazi-Duitsland, in de problemen zijn gekomen (er zitten er veel tussen die de kampen van de nazi's niet hebben overleefd – waaronder ook de Nederlander Bernard Samuels).
Als audio-only document is Meistersinger ongeëvenaard (de opname onder leiding van Rafael Kubelik met Gundula Janowitz als Eva gaat mee naar het onbewoonde eiland). Helemaal bovenin de Galerie van het Festspielhaus, bij 40 graden, is het echter een lange zit. Zitten is een werkwoord en de houten klapstoeltjes van het Festspielhaus, die zich recht in rug en achterwerk zetten, herinneren daaraan. Ze zijn niet berekend op de ruim twee uur durende derde en laatste akte van Die Meistersinger. Een mens gaat hier wensen dat de oude Sachs een beetje voortmaakt want dramatisch gezien gebeurt er verder niet zo gek veel. Het een en ander kan gelegen hebben aan het feit dat Michael Volle in de uitvoering van 7 augustus in de derde akte niet over zijn volle vermogens beschikte (en zich daarvoor aan het begin van de akte liet excuseren) en daardoor niet voldoende kon overtuigen. Het kon gelegen hebben aan de lezing van Philippe Jordan die ik wat afstandelijk vond. En het kon ook gelegen hebben aan mijn plaats in de Galerie, hoog in het Festspielhaus, waar je wat minder in het geluid zit dan in de zaal. Die Meistersinger leverde weliswaar onvermijdelijk mooie momenten op maar in de derde akte wilde het niet echt vlammen. Gelukkig was daar het koor van Der Bayreuther Festspiele, de geweldige Veit Pogner van Günther Groissböck (die deze Festspiele ook Fasolt in Das Rheingold voor zijn rekening neemt) en, alhoewel ik hem meer een Lohengrin dan een Walter von Stolzing vind, Klaus Florian Vogt.
Die Meistersinger was voor mij het voorgerecht (een hoofdgerecht waardig) waarmee mijn bezoek aan de Bayreuther Festspiele van 2017 een aanvang nam. Een dag later zou ik met een laag aanzwellend Es-akkoord worden verwelkomd aan de oevers van de Rijn waarna een reis zou volgen die mij, zes dagen en pakweg 14 uur opera later, bij het einde van de wereld zou brengen.