Parsifal in de kerk in een kamerbezetting. Perfect toneel voor Wagners grote verlossingsopera. Wagner live! Het kwam er toch nog van dit Covid-jaar. Een Wagner van vlees en bloed. Wagner in een kerk in een kamerbezetting. "Je moet toch wat", zal Marc Pantus gedacht hebben, met de theaters de afgelopen anderhalf jaar gesloten, en hij maakte - een beetje in de traditie van de Matthäus Passion die elk jaar in Nederland op en rond Goede Vrijdag wordt opgevoerd - een Parsifal voor in de kerk. In een bijzondere productie was daar de derde akte van Wagners laatste opera, toch al een soort synthese van Passie en opera, in een bewerking voor kamerensemble, in een arrangement van Hugo Bouma. Niet dat je er aan herinnerd hoeft te worden natuurlijk, maar wat een goede, mooie en gelaagde muziek is Parsifal toch. Een gelaagdheid in klank die moeiteloos overeind blijft in een arrangement voor piano, harmonium en synthesizer dat in de transformatie-scène hulp krijgt door vier rechthoekige gongs, een kooropname uit 1928 (van Karl Muck) en Kundry (Merlijn Runia) op basgitaar (dat laatste niet zonder gevoel voor de gimmick, het geeft een tijdelijke band vibe aan de muziek, très cool). Drie zangers zingen vier rollen, waarbij initiatiefnemer en bas-bariton Marc Pantus Gurnemanz en Amfortas voor zijn rekening neemt. Marcel Reijans zingt (een voortreffelijke) Parsifal. Het geheel is semi-geënsceneerd, Parsifal in een verzorgingstehuis. Een plaats waar mensen wachten op de dood, op verlossing. Die verlossing komt, als de graal wordt onthuld. Een moment waarop de lichten aangaan en de Dominicuskerk in Amsterdam zich het perfecte decor toont voor het Höchsten Heiles Wunder. In deze omgeving is de vraag of Parsifal een christelijke opera is of een opera die 'slechts' christelijke symboliek gebruikt bijna onvermijdelijker dan anders, maar we hebben het antwoord op die vraag niet nodig om volledig ondergedompeld te worden en de terugkeer naar 'Wagner in levende lijve' te vieren. De laatste akte van Parsifal is de laatste akte van Richard Wagners muzikale output. De dood keek al voorzichtig om de hoek en Wagner hoopte dat de tijd hem in staat zou stellen zijn laatste opera, zijn Bühnenweihfestspiel, af te maken. Met Parsifal heeft Wagner niets meer te bewijzen, hier wordt alles wat hij eerder had gedaan gesublimeerd in de meest subtiele, mooiste muziek ooit. Speciaal met oor voor de akoestiek in zijn eigen Festspielhaus in Bayreuth laat hij in Parsifal de verschillende instrumentgroepen in elkaar smelten waarbij melodieën vol van chromatische spanning en dialectische verrukking over een instrumentarium van amorfe en bedwelmende klanken vloeien. Een bijzondere rol in dit arrangement voor kamerbezetting is er voor de dissonanten in de instrumentatie die hier kristalhelder naar voren komen en je een blik gunnen in de samenstelling van Wagners muzikale weefsel; een klanktapijt van ongekende schoonheid dat nooit ophoudt te fascineren. Een muziek die zich onderscheidt van heel veel andere muziek met epische ambities die mooi en uitgesproken wil zijn, maar daarbij vergeet echt spannend te worden. Het uiteindelijke resultaat van iets is immers het resultaat van dingen die dat resultaat niet zijn (denk ik enigzins pseudo-filosofisch met 19-eeuwse doorwrochtheid). Parsifal, de opera over de pure dwaas die verlossing moet brengen. Net als bij Siegfried is onwetendheid hier een deugd die de knoop van het moderne leven moet ontwarren of, beter nog, rigoureus moet doorhakken. Parsifal is een opera over begeerte die onderdrukt moet worden. Hier wordt voor het toegeven aan lust, het vervallen in zonde, een hoge prijs betaald. Het brengt een gemeenschap in verval; het brengt een wond toe die niet meer geheeld kan worden. Op de zoektocht naar Erlösung heeft Wagner een oeuvre gebouwd. Het idee van verlossing moet hem bovengemiddeld hebben beziggehouden, een aanzienlijk deel van zijn tijd in beslag hebben genomen. Als er in de trein wordt gezegd dat Wagnerianen Tristan und Isolde verkiezen boven Parsifal, zegt R.: "O, wat weten zij ervan? Men zou kunnen zeggen dat Kundry Isoldes Liebestod al honderd keer heeft meegemaakt in haar verschillende reïncarnaties." De menselijke conditie, la condition humaine, de tovenaar van Bayreuth kleurde het in met zinnelijke klanken. Zijn motieven, lust, schuld en verlossing, mogen duidelijk zijn, ze keren steeds weer terug, maar ze presenteren zich zelden in ondubbelzinnige vorm - zoals niets bij Wagner zelden ondubbelzinnig is. Het moet een van de redenen zijn waarom we zo vaak naar hem terugkeren. In de eerste plaats natuurlijk naar zijn muziek, die, veel meer dan zijn teksten, blijk geeft van een sterk gevoel voor plot en een sterk verhalend karakter heeft. Die noten, het resultaat van ambitie in muziek, in drama, in kunst, zijn adembenemend. Tristan lost niet op, blijft zwelgen, maar Parsifal drukt zich niet minder uit in broeiend verlangen. De muziek, die sacrale optocht in een engelachtig tempo, roert zich voortdurend; ze wordt nooit saai. Het blijft altijd spannend in de muziek van Wagner, de meester van het oprekken van de tijd. Hij was de eerste (volgens Richard Strauss) die nooit iets exact herhaalde. Alles bevindt zich altijd in een proces van voortgang en ontwikkeling. Die muziek nestelt zich uiteindelijk onontkoombaar in het brein, lang nadat de laatste noot heeft geklonken.
PARSIFAL, 3e akte (Dominicuskerk, Amsterdam) In een arrangement van Hugo Bouma Marc Pantus: Gurnemanz & Amfortas Marcel Reijans: Parsifal Merlijn Runia: Kundry + basgitaar Daan Boertien: Piano Dirk Luijmes: Harmonium Andrea Friggi: Synthesizer & muzikale leiding - Wouter de Moor
0 Comments
Leave a Reply. |
De KLUISRecensies en commentaren (vanaf 2006) ARCHIEF
All
TIJDLIJN
September 2024
|