Simon McBurney's productie van Mozarts Zauberflöte is als een achtbaan door roestvrijstaal repertoire dat voelt als een nieuwe ontdekking De Nationale Opera trapt het nieuwe seizoen af met een productie die al twee keer eerder met veel succes op de planken van het Muziektheater stond. Het was een instant hit bij de premiere in 2012, kon eveneens op veel bijval bij de Londense English National Opera en het Festival d'Aix-en-Provence rekenen, en werd al bedeeld met een DVD-release. Nu, zes jaar later, weet Simon McBurleys productie van Die Zauberflöte andermaal een nieuw publiek voor Mozarts sprookjesopera enthousiast te maken. Simon McBurney, die al eerder verblufte met zijn productie voor Alexander Raskatovs 'A Dog's Heart' (de samenwerking tussen theaterman McBurney en componist Raskatov leverde hier theater van een zeldzaam niveau op, er zullen weinig producties bestaan waarin opera en enscenering elkaar zo naadloos vinden), gaat Die Zauberflöte met een schijnbaar kinderlijke nieuwsgierigheid te lijf. Zijn aanvankelijke onbekendheid met het bronmateriaal, grenzend aan afkeer (waar gaat dit stuk in hemelsnaam over?) resulteert in een productie waarin McBurney zijn eigen verbazing over de soms onnavolgbare scenes en verhaallijnen in het stuk op onweerstaanbare manier met het publiek deelt. Met veel inventiviteit laat hij zijn licht schijnen in de bij tijd en wijle weerbarstige materie van de toverfluit en vergeet daarbij bovenal niet dat de opera die Mozart in opdracht van Schikaneder schreef, naast zijn gewichtige plaats in de muziekgeschiedenis, vooral een excellent stuk entertainment is. Het was Mozarts bijna-laatste opera (hierna zou hij alleen nog aan de haastklus La Clemenza di Tito toekomen) waarin Salzburgs beroemdste zoon de grenzen van het genre opzocht en, om het met Richard Wagner te zeggen, de eerste echte Duitse opera afleverde. Een opera die Carl Maria von Weber zou inspireren voor Der Freischütz en Oberon (het bronmateriaal voor Die Zauberflöte was afkomstig uit een verzameling oriëntaalse sprookjes van Christoph Martin Wielands, de schrijver die het heldendicht Oberon schreef). Die Zauberflöte, opera of Singspiel, kan met zijn vele dialogen, zijn sprongen tussen ernst en joligheid, soms de indruk van een samengeraapt zooitje wekken waarin het eindresultaat de som der afzonderlijke delen niet altijd overstijgt. Een theatrale laag van voldoende substantie is nodig om de muziek en het gesproken woord tot een overtuigend geheel te maken. McBurney koppelt het gesproken woord aan inventieve actie met even simpele als briljante vondsten (de vogels die rondom Papageno vliegen zijn bijvoorbeeld A4’tjes in handen van acteurs die er fladderende bewegingen mee maken) en houdt het tempo van de handeling hoog. Er zijn videoprojecties (die een hele mooie mooie vuur- en waterproef opleveren) en een aankleding waarin McBurney het contrast zoekt (de drie knapen met hun lieflijke stemmen zien eruit alsof ze rechtsstreeks uit een horrorfilm komen). Alles aan de productie ademt vrijheid en geeft blijk van een virtuose omgang met het bronmateriaal (met humor die hier niet slechts flauw is maar echt om te lachen). Daarnaast beperkt het speelterrein voor de zangers/acteurs zich niet louter tot het toneel. Met name Papageno, een fantastische rol van Thomas Oliemans, brengt de rol van de vogelvangende flierefluiter letterlijk tot voorbij de eerste rijen. Alle direct betrokkenen, zowel zangers als muzikanten, hebben een actief aandeel in het acteergedeelte. Voor het bespelen van de fluit doet Tamino (Stanislas de Barbeyrac) een beroep op de fluitist in de orkestbak (geen houterig geplayback hier) en dirigent Antonello Manacorda (die in dezelfde periode als deze productie in Amsterdam ook Romeo Castelucci’s productie van Die Zauberflöte in Brussel onder zijn hoede neemt) mag behalve het aangeven van de inzetten en het tempo ook in gebaar verslag doen van zijn (geveinsde) afgrijzen als Papageno weer eens iets stoms/brutaals (en hilarisch) uithaalt. In zijn zoektocht naar het hart van Die Zauberflöte, naar wat de opera nu eigenlijk is en waar hij voor staat trekt McBurney de opera ver weg van de kinderopera die er vaak van wordt gemaakt en de houterige producties die de catalogus van de toverfluit rijk is. Het levert een avondje in het theater op dat is als ontdekkingsreis waarin menigeen (lees: ondergetekende) de ogen worden geopend voor de theatrale schoonheid van het stuk. Een voorstelling waarin die enkele kanttekening die er bij de vocale prestaties is te plaatsen ook niet meer is dan dat: een kleinigheidje (de stemmen van de drie dames die Tamino van de draak redden hadden wat mooier kunnen harmoniëren en de bas van Dmitry Ivaschenko (Sarastro) miste wat definitie in het lage zanggedeelte). Die Zauberflöte is een opera over de strijd tussen goed en kwaad, tussen licht en duisternis, met daarin verwijzingen naar de vrijmetselaarij, het gezelschap waartoe Mozart en librettist Schikaneder zelf ook behoorden. Een gezelschap, hier onder leiding van Sarastro, dat kinderen ontvoert om ze aan de onredelijke (lees: hysterische) invloed van moeder de vrouw te onttrekken. Rede en wetenschap tonen zich hier onredelijk en hardvochtig (het wachten is op een productie waarin Sarastro's tempelorde als Scientology wordt verbeeld). De Koningin van de Nacht is hier een breekbare oude vrouw. Zij beweegt zich voort met behulp van een stok en zij zingt haar befaamde aria met halsbrekende coloraturen en hoge F’s vanuit een rolstoel. Zij vertegenwoordigt het kwaad, het absolute zwart, en Sarastro gunt haar, in tegenstelling tot Tito, de titelheld uit die andere laatste Mozart-opera, geen vergeving. Die vergeving valt haar op het podium alsnog ten deel door de aai over de bol die ze op het einde van Pamina krijgt (een gevoelige rol van Mari Eriksmoen). Het is een menselijk einde van een opera waarin zwart en wit beiden een beetje grijzer worden. Waarin de slavenopzichter Monostatos (een creepy Wolfgang Ablinger-Sperrhacke) wit is en de verwijzingen in de tekst naar zijn donkere huidskleur zijn verdwenen. Niet verdwenen zijn de seksistische, misogyne trekjes in het libretto die zich - ook met de blik van iemand die geen gesaniteerde versie van de tekst van Emanuel Schikaneder voorstaat - niet zomaar laten negeren. Het stereotype beeld van de man die voor redelijkheid staat en de vrouw die labiel en hysterisch is. Meer dan dat dit de verontwaardiging voedt werkt het vooral op de lachspieren (al voorkomt de wetenschap dat de patriarchale zienswijze die aan deze teksten ten grondslag ligt alles behalve tot het verleden behoort een al te hilarische reactie). Opnieuw levert McBurney met Die Zauberflöte een enscenering van uitzonderlijk niveau af en van een onmisbare meerwaarde is voor een opera waar als audio-opname eigenlijk alleen maar doorheen is te komen als er serieus in de dialogen is gesneden. Zijn Zauberflöte laat zich in dat opzicht misschien wel als een Gesamtkunstwerk in de ware zins des woords gelden. Een voorstelling waarin muziek, tekst en theater allen een evenredig deel van het uiteindelijke resultaat zijn. Een theaterervaring die benieuwd maakt naar meer en die doet hopen (dit is tenslotte de Wagner-Heavy Metal website) dat Simon McBurney zich in een niet al te verre toekomst een keertje aan een Wagner-opera waagt. De Nationale Opera 14 september 2018 Speeldata 7 september t/m 29 september 2018 Muzikale leiding: Antonello Manacorda Regie: Simon McBurney Decor: Michael Levine Sarastro: Dmitry Ivaschenko Tamino: Stanislas de Barbeyrac Pamina: Mari Eriksmoen Papageno: Thomas Oliemans Der Sprecher: Maarten Koningsberger Königin der Nacht: Nina Minasyan Ein altes Weib (Papagena): Lilian Farahani - Wouter de Moor
0 Comments
Leave a Reply. |
De KLUISRecensies en commentaren (vanaf 2006) ARCHIEF
All
TIJDLIJN
October 2024
|