Wozzeck is een muzikaal en theatraal labyrint waarin de menselijke geest langzaam desintegreert. Als laatste opera van het seizoen presenteert Opera Ballet Vlaanderen een productie van Alban Bergs meesterwerk, in regie van Johan Simons, waarin dat ontregelende karakter tot in het uiterste wordt doorgevoerd. Een voorstelling die de blik van de toeschouwer boven de rand van de menselijke afgrond duwt. Alban Bergs Wozzeck, de eerste atonale opera in de geschiedenis, behoort tot de meest aangrijpende en radicale werken uit het operarepertoire. Geen troostrijke melodieën, geen heroïsche aria’s — maar schrille dissonanten, broeierige stiltes en muzikale fragmentatie. Bergs atonale klanktaal duwt de luisteraar weg, creëert afstand, zelfs ongemak — en toch is dat precies wat ons dichter bij Wozzeck brengt. Door het duwen en trekken van de muziek ontstaat ruimte voor empathie. Voor Wozzeck, voor Marie, en voor het kind dat ze zullen achterlaten. Wozzeck was ooit, een kwart eeuw geleden, de allereerste opera die ik live zag. Voor een instapopera misschien niet de meest voor de hand liggende keuze, maar dat gebrek aan een operaverleden was misschien ook wel een voordeel. Ik ging er met een open geest in, niet wetend wat te verwachten en betrad, net als het publiek bij de première in 1925, Neuland. Het was een theaterervaring die vervreemde, verbaasde en ontroerde — maar vooral een die fascinerend genoeg was om het nog eens te willen beleven. Goede kunst werkt op meerdere niveaus. Ze maakt indruk bij eerste kennismaking en wordt, naarmate je je er in verdiept, alleen maar interessanter. Wozzeck is geen opera die je passief ondergaat. Het is een sonische aanval, gebaseerd op een onvoltooid toneelstuk van Georg Büchner. Een verhaal over macht, waanzin, vernedering en het verlies van menselijkheid, gedragen door muziek die zich vaak lijkt te verzetten tegen schoonheid. Johan Simons is bekend met Wozzeck, hij regisseerde het toneelstuk van Büchner drie keer eerder. Simons is een regisseur met een uitgesproken, herkenbare stijl die gekenmerkt wordt door een combinatie van maatschappelijke betrokkenheid, esthetische soberheid, en psychologisch doorvoeld spel. In zijn werk zoekt hij vaak de morele en menselijke kern van een tekst, en ontdoet hij klassiek repertoire van overtollige romantisering of decoratieve franje. Voor Opera Vlaanderen waagt hij zich nu voor het eerst aan de opera van Alban Berg. In zijn eerdere regies van Büchners Woyzeck vermeed hij zijn protagonist tot slachtoffer of dader te reduceren, mensen worden dader omdat ze slachtoffer zijn lijkt hij te willen zeggen, en ook hier zoomt hij niet in op individuele schuld, maar op een wereld waarin menselijke waardigheid fragiel is. Simons plaatst het geestelijk verval van de hoofdpersoon in een scenografie die de psychische ruimte van Wozzeck tastbaar maakt. Het toneel baadt in licht, een witte ruimte met fragmentarische muren die elkaar niet raken — als een labyrint zonder centrum, een instelling zonder uitweg. Lichtprojecties en subtiele kantelingen suggereren dat de muren bewegen, alsof Wozzeck zelf in een wereld leeft die langzaam van zijn assen glijdt. In deze klinisch witte omgeving — een open decor en tegelijk een gesloten inrichting — is de grens tussen werkelijkheid en waan een uiterst diffuse. Alles is hier innerlijke beleving geworden. Een toneelbeeld als mentale toestand: een gestolde psychose in licht en lijn. Hier voltrekt zich een verhaal over de duisternis van de geest, op een toneel dat door zijn helderheid des te beklemmender werkt. Vanaf de allereerste scène — Wozzeck die zich met bloed insmeert, alsof de moord op Marie al gepleegd is — is het duidelijk dat we getuige zijn van een drama dat wacht om voltrokken te worden. Dit is geen spontane neergang in waanzin, maar een voorbestemd verval, een logische consequentie van een onbarmhartige wereld die geen ruimte laat voor een mens als Wozzeck. "Der Mensch ist ein Abgrund" aldus het titelpersonage— en in die afgrond brengt de regie van Simons de personages en hun tekortkomingen voelbaar dichtbij. Het publiek wordt een blik in de afgrond gegund en die afgrond staart (zoals het een goede afgrond betaamt) terug. Simons legt het verhaal met eenvoudige en directe beelden aan ons voor. Zoals vaker bij hem ontbreekt de anekdote: hij abstraheert en distilleert. Zo kiest hij bij de uiteindelijke voltrekking van het drama — de moord op Marie —voor een theatraal gesublimeerd beeld. Geen bloed, hoewel hij daar in de rest van de voorstelling niet zuinig mee is, en geen fysieke weergave van geweld. Het vlakt het dramatische hoogtepunt wat af. Dat hoogtepunt wordt minder tastbaar, de tragiek daarvan minder een optelsom van wat eraan voorafging. Die scène had wat meer mogen confronteren. Opvallend is de rol van de kinderen, die al vanaf het begin een plaats op het podium krijgen — in tegenstelling tot het libretto waarin zij pas aan het einde verschijnen. Hier fungeren zij als een stil commentaar: een zwijgend Grieks koor, de toekomst die kijkt naar de puinhopen van het heden. Ze reageren, maar ageren niet. Het voegt een laag van reflectie toe aan de voorstelling en plaatst de volwassen wereld onder een vergrootglas van kinderlijke verbazing en machteloosheid. Hun aanwezigheid maakt de wereld van Wozzeck des te schrijnender, maar biedt ook hoop. Simons laat optekenen dat hij hoopt dat het publiek de zaal verlaat met een bezwaard gemoed. En de mate waarin hij daarin slaagt mag zeker als aanbeveling gelden. En toch — dankzij de kinderen — sluipt er ook iets van troost in deze Wozzeck. Een suggestie dat er, ondanks alles, een toekomst mogelijk is die niet op het heden lijkt. De titelrol vindt in Robin Adams een subliem vertolker. Bij Adams wordt Wozzeck een werkelijk Mensch: gebroken en angstig maar niet zonder humor, een driedimensionaal personage. Zijn voordracht is rauw, bezield, en vooral doorleefd. Adams is een uitblinker in een sterke cast. Ook Marie, gezongen door Magdalena Anna Hofmann, is een personage aan de zelfkant van het bestaan. Ze heeft een buitenechtelijk kind, wordt onderhouden door Wozzeck die haar af en toe wat geld toestopt, en zoekt in de armen van de Tambour-Majoor naar iets wat op leven lijkt. Hofmann maakt haar tot een vrouw vol hunkering, trots en wanhoop. In tegenstelling tot Wozzeck klampt zij zich aan het bestaan vast. Haar stem — groot genoeg om Isolde of Brünnhilde te dragen — kruipt in Bergs dwingende partituur als het ware door een trechter: een monumentale kracht die met haarscherpe focus door muzikaal weefsel heendringt. Ook zij is een afgrond, maar een die vecht tegen haar eigen diepte. Tegenover deze dramatische ernst staan groteske bijrollen die, ondanks hun wreedheid, voor enige comic relief zorgen. De Hauptmann van James Kryshak en de Doktor van Martin Winkler zijn karikaturale figuren in een absurde nachtmerrie — kille, potsierlijke mensen met macht, wiens onverschilligheid Wozzeck's desoriëntatie alleen maar vergroot. Samuel Sakker maakt daarnaast van de Tambour-Majoor een overtuigend egomane verleider. Het orkest onder leiding van Alejo Pérez levert een tour de force. De klank is robuust, compromisloos, maar ook rijk aan kleur en nuance. Vooral de koperblazers hebben de avond van hun leven. Zij drukken zich opzichtig naar voren in de orkestklank. Zij zijn als schaduwen die zich om de personages sluiten, ze brullen, fluisteren en sidderen door een klankwereld die is als een expressionistische schildering in geluid. En onder Pérez’ leiding krijgt alles in dat schilderij, van schreeuwende kleuren met de breedkwast tot de fractale structuren van het penseel, zijn gewicht. Voor Opera Vlaanderen rest een groot compliment dat men na Luigi Nono’s Intolleranza opnieuw een twintigste-eeuws meesterwerk programmeert dat schuurt, wringt en confronteert (misschien dat slechts met Die Soldaten van Bernd Alois Zimmermann dit operaseizoen nog heftiger had kunnen eindigen). Wozzeck is een stuk dat niet troost maar toont, een opera die ons dwingt tot inzicht. Een stuk dat in een sterke uitvoering als deze in de dagen daarna nog wel een paar keer door het hoofd spookt. Volgend seizoen eindigt Opera Vlaanderen met Carmen. Ook een opera waarin een jaloerse man een vrouw vermoordt maar toch eentje waar je wat makkelijker de zomer mee in gaat. Dat laatste is, dat zal duidelijk zijn geworden, zeker geen suggestie om Wozzeck te mijden. De liefhebber van bevlogen theater en van intens muziekdrama weet wat te doen, die rept zich naar Antwerpen of Gent waar deze prachtproductie nog tot het einde van de maand podium houdt. WOZZECK, Alban Berg / Opera Ballet Vlaanderen, Antwerpen 1 juni 2025 (première) MUZIKALE LEIDING Alejo Pérez REGIE Johan Simons SCENOGRAFIE Sammy Van den Heuvel KOSTUUMONTWERP Greta Goiris, Flora Kruppa LICHTONTWERP Friedrich Rom KOORLEIDING Jan Schweiger KINDERKOORLEIDING Hendrik Derolez DRAMATURGIE Koen Tachelet, Maarten Boussery WOZZECK Robin Adams MARIE Magdalena Anna Hofmann HAUPTMANN James Kryshak DOKTOR Martin Winkler TAMBOUR-MAJOOR Samuel Sakker ANDRES Hugo Kampschreur° MARGRET Lotte Verstaen Symfonisch Orkest Opera Ballet Vlaanderen Koor Opera Ballet Vlaanderen Kinderkoor Opera Ballet Vlaanderen Van Woyzeck tot WozzeckWoyzeck is een onvoltooid toneelstuk van de Duitse auteur Georg Büchner (1813-37), geschreven rond 1836, maar pas postuum uitgegeven in 1879. Het vertelt het verhaal van Franz Woyzeck, een eenvoudige soldaat die ten onder gaat aan sociale druk, vernedering en medische experimenten. Zijn steeds verslechterende geestelijke toestand leidt uiteindelijk tot een daad van wanhoop: hij vermoordt zijn geliefde Marie, die hem ontrouw is geweest.
Toen Alban Berg aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog een uitvoering van Büchners Woyzeck zag hij naar verluidt meteen een opera in. Hij nam voor de naam van die opera 'Wozzeck' een transcriptiefout over van een vroege uitgave van het toneelstuk. In 1925 ging de opera in première. De Eerste Wereldoorlog, waarin Berg in dienst ging en psychisch ineenstorte, had het totstandkomingsproces van Wozzeck vertraagt. Het stuk, toneelstuk en opera, is gebaseerd op een waargebeurd verhaal: in 1821 pleegde de ex-soldaat en pruikenmaker Johann Christian Woyzeck een moord op zijn vrouw waarvoor hij ter dood werd veroordeeld. Woyzeck had nog deelgenomen aan de Napoleontische veldtocht naar Rusland en werd in 1818 uit het leger ontslagen. Hij keerde terug naar huis, naar Leipzig, waarschijnlijk met PTSD en een bipolaire stoornis. Omdat Woyzeck verklaarde de moord te hebben gepleegd omdat stemmen in zijn hoofd hem daartoe hadden opgeroepen rezen er twijfels over zijn toerekeningsvatbaarheid. Oproepen en verzoeken om clementie konden de executie uitstellen maar niet voorkomen. De executie van Johann Christian Woyzeck op 27 augustus 1824 in het centrum van Leipzig werd bijgewoond door 5.000 mensen. Een van de toeschouwers noteerde in zijn dagboek: "De delinquent liep rustig alleen naar het schavot, knielde neer en bad, en met grote vaardigheid hakte de beul zijn hoofd af."
- Wouter de Moor
0 Comments
Leave a Reply. |
De KLUISRecensies en commentaren (vanaf 2006) ARCHIEF
All
TIJDLIJN
June 2025
|