Ter voorbereiding op het Mahler Festival 2020 bracht het Concertgebouworkest onder leiding van Myung-Wun Chung een uitvoering ten gehore waarin na een, bij momenten, timide begin alle registers open gingen. De Rondo Burleske was het startsein voor een tweede helft, waarin dirigent en orkest ons vol energie en dramatische zeggingskracht naar het einde van Mahlers machtige Negende leidden, waar de oneindige nacht ons wachtte. Zo werd Mahlers laatste, bij leven voltooide, symfonie een excursie door een klanktuin waarin alle aspecten van het leven werden opgeroepen. De angst voor het donker, een naderende dood en levenslust. Het was er allemaal. Van de vele onbeschrijfelijke genoegens die het luisteren naar muziek met zich meebrengt is de luisterervaring die verschillende ervaringen uit het leven bij elkaar brengt een van de beste. Je luistert naar een stuk, en die luistersessie galmt na - in andere muziek, in wat je later op de dag, of de dagen daarna, op de plaatsen waar je komt, meemaakt. Muziek die, met het doen van een beroep op het vermogen structuur en betekenis te geven aan wat je hoort, een brug slaat tussen het geconcentreerd luisteren in de concertzaal en de diffuse indrukken van de wereld daarbuiten - het geluid van het verkeer op weg naar huis, het ritme van de stad - kan een zeldzaam rijk genot opleveren; een belevenis die zich uitstrekt tot aan de rand van waar muziek ons kan brengen. Het benodigde daarvoor was in dit geval niet eens een uitvoering die perfect in alle facetten kan worden genoemd maar een energie in zich herbergde en een nieuwsgierigheid in je deed bovenkomen die je volledig in beslag namen en, lang nadat de laatste noot in een oneindig, eeuwig moment was weggestorven, de geest met steeds nieuwe indrukken bleef masseren. EXTASE EN AFSCHEID Die ene gedachte - dat de componist van dit machtige werk de tijd van leven niet was gegund het zelf in concert te mogen horen - kwam meteen na afloop binnen, de tragiek daarvan intens invoelbaar, als een coda dat zich onder de straatlantaarns in post-Kerstmis sfeer manifesteerde als de hoop op de geest die blijft, lang nadat het lichaam het heeft begeven. Myung-Wun Chung legde de eerste twee delen, met daarin de syncopische ritmes van een verstoorde dans, met een zeker gevoel voor understatement voor en bracht ons, na een blik op de details van een fijnmazige structuur, tot aan een confrontatie met de rijke contrasten en dramatische afgronden die er in de negende symfonie van Gustav Mahler huizen. De Rondo-Burleske, het derde deel, werd een ware achtbaan. Een oefening in contrapunt waarin de luisteraar een blik werd gegund in het hoofd van een componist die het leven aandurft terwijl hij in het ravijn staart. Een plek waar serafijnen toasten met de duivel; klinken op het leven dat zich met extatische vreugde en een orgastisch verlangen aan ons openbaart. Het orkest klonk hier onder Chung alsof het bijna ontspoorde, een sensatie die ik in deze fuga nog niet eerder meemaakte en die ik vanaf nu ook niet meer wil missen. Nadat de Rondo-Burleske ons naar adem deed happen deed het Adagio daarna, meteen vanaf de inzet, een verdere succesvolle poging ons de adem te benemen. Chung zette het Adagio, een soort muzikale hoogmis, vet aan en in het daarin getoonde drama vielen leven en dood indrukwekkend samen. Uit de mogelijke interpretaties, of dit einde van Mahlers 9e het afscheid van de wereld betekende of juist een bevestiging van het leven was, hoefden we niet te kiezen. In dit einde vond de leven-dood dialectiek een passende, logische plek. ANTI-EGO Opmerkelijk bij dit alles was het anti-ego van Chung. Aan het begin dook hij ineens op in het orkest, voor hem geen majesteuze afdaling vanaf de rode trap, ineens stond hij daar, schijnbaar verdwaald. Ze moesten hem nog net niet naar zijn plek wijzen. Na afloop leek hij te bescheiden om het slotapplaus in ontvangst te willen nemen. Hij ging daarvoor zelfs op zijn knieën voor het orkest. Bij al die - al dan niet geveinste - bescheidenheid ging je je afvragen of de vrijheid die je hoorde in deze uitvoering er een was die het orkest was gegeven door de dirigent of dat het orkest die vrijheid zelf had genomen. Waarschijnlijk kan het Concertgebouworkest een imposant stuk als Mahler 9 ook zonder dirigent over de streep trekken en misschien was dat ook wel wat ze deden. De gedrevenheid in de laatste twee delen was meeslepend, het enthousiasme na afloop aanstekelijk. De strijkstokken gingen de lucht in bij het applaus dat maestro en orkest ten deel viel, een teken van respect van het orkest voor de dirigent (dat deden ze bij Jaap van Zweden, die hier een maand eerder op de bok stond, niet). MAHLER & HEAVY METAL Zo werd deze uitvoering van Mahler's 9e, een prelude voor het Mahler Festival 2020, een rondreis door een wereld waarin Fear of the Dark, Creeping Death en Lust for Life samenkwamen. Een uitvoering waarin de Rondo-Burleske, Mahlers YYZ, een Crazy Train werd die zich met exatische vreugde en orgastisch geluk in het ravijn dreigde te storten. Een Rondo-Burleske die de opmaat vormde voor het Adagio, die goddeloos mooie beschouwing over leven en dood, een verdwijnact in het grote niets, een Fade to Black. Mahler 9, Concertgebouworkest o.l.v. Myung-Wun Chung / Concertgebouw Amsterdam, 5 februari 2020 - Wouter de Moor
0 Comments
Leave a Reply. |
De KLUISRecensies en commentaren (vanaf 2006) ARCHIEF
All
TIJDLIJN
June 2025
|