Over Orfeo van Richard Powers Er zit in “2001: A Space Odyssey” een scène waarin een chimpansee een monoliet aanraakt. Die monoliet - we komen er verder niet veel over te weten, behalve dat hij van buitenaardse komaf lijkt - zorgt ervoor dat de intelligentie in het apenbrein, tot op dat moment een mutatie waarvan nog maar moet blijken of deze tijdelijk of blijvend van aard is, zich versneld verder ontwikkelt. “Muziek is als bewustzijn dat via het oor naar binnen stroomt." We raken met het luisteren naar muziek dan misschien even de monoliet aan, bovenstaande wijsheid - een van de vele waar dit boek mee volstaat – gaat verder met “En niets is angstaanjagender dan bewust zijn”. Zoals zal blijken. Peter Els is een musicus-wetenschapper die is geobsedeerd door de samenstelling der dingen. Omdat in de muziek alles al een keer is gedaan (is vernietigd en weer opnieuw is gedaan) werpt hij zich op zijn oude dag op de celbiologie. Hij richt een thuislaboratorium in en componeert, zoals hij het zelf zegt, voortaan met DNA. Het biedt eindeloos meer mogelijkheden dan het componeren met muzieknoten. De Twin Towers worden neergehaald en er worden brieven met antrax verstuurd. In een ziekenhuis in Alabama gaan er opvallend veel mensen dood als gevolg van een vervuild infuus. Dat laatste wordt in post 9/11-Amerika niet als een toevalligheidje gezien. Peter Els wordt verdacht van bioterrorisme en komt daarvan niet meer los. Niet in de laatste plaats omdat hij zelf al vrij snel tot een conclusie komt dat hij - afgaande op de dingen die hij googled en de boeken die hij de afgelopen jaren bij de bibliotheek heeft geleend - zichzelf ook zou verdenken als hij een rechercheur was en zich vervolgens naar die verdachtmakingen gaat gedragen. Dat hij er al jaren een kluizenaarsleven op na houdt helpt ook niet echt. Biohacker Bach, zoals hij wordt genoemd, is de Unabomber van de celbiologie. Op zoek naar de ideale compositie, die uiteindelijk een zoektocht naar hemzelf is en deze lezer een rondleiding door zijn eigen platenkast gunt - van Mozart, Messiaen en The Velvet Underground tot de trashmetal van Anthrax (alsof je Chopin's Prelude in A majeur in de cement mixer gooit) - komt Els uiteindelijk tot zijn laatste werkstuk: een symfonie geschreven in het genetisch materiaal van een bacterie. We verlaten hem als hij zich omsingeld weet door een arrestatieteam. Naar het einde mogen we raden maar de achtergrond waartegen dit verhaal zich afspeelt - een samenleving in staat van paranoia - staat ons over het lot van de hoofdpersoon dan inmiddels niet al teveel illusies meer toe. Muziek is hier geen verstrooiing maar een levensdoel. De hoofdpersoon verlaat er vrouw en dochter voor. De onderliggende motivatie: te komen tot iets groots - subliem van architectuur en rijk in samenstelling - waarin geen onderscheid lijkt te worden gemaakt tussen ratio en gevoel (ik moet onwillekeurig aan Pierre Boulez denken) resoneert met de geest van de lezer die troost vindt in ordening en in muziek daarvoor een bruikbaar instrument vindt. Het levert een boek van hoog soortelijk gewicht op - intimiderend bijna, het weerhoudt me bijna om me er een mening over te vormen. Bang dat eigen bevindingen vooral blijk geven van eigen onbenul. Als het luisteren naar muziek als het aanraken van de monolith is dan doet de schrijver een indrukwekkende poging de lezer met het lezen van Orfeo eenzelfde, bewustzijnsverruimende, ervaring te gunnen. Al blijft het tot leven wekken van muziek met woorden een kwestie van droogzwemmen. De schrijver (was hij niet liever componist geweest?) loopt onvermijdelijk tegen de grenzen van de taal aan en metaforen (violen die klinken als een zwoele zomerwind) en muzikale karikaturen (overslaande octaven en opwindende triolen) verliezen hun illustratieve kracht als er te vaak op teruggevallen wordt. We worden uitgebreid ingelicht over bestaande en niet-bestaande muziekstukken (van “Musicircus” van John Cage heb ik niet meteen de indruk dat ik het jammer moet vinden niet bij de première aanwezig te zijn geweest) en de uitgebreide bespiegelingen en uitbundige beeldspraak ontnemen, meer dan eens, de zicht op het plot. Dat verhaal mag zich dan op een pijnlijke manier ontvouwen, drama en schoonheid voeden elkaar, het onthoudt ons niet de inzichten waarmee we ons kunnen wapenen. “Wees dankbaar voor alles wat nog steeds pijn doet. Dissonantie is een vorm van schoonheid die nog niet door gewenning is vernietigd”. Ik vind er, samen met de vaststelling dat er “vreugde schuilt in mineur, diepgaand genot in het beluisteren van sombere melodieën en ontdekken dat je ertegen opgewassen bent”, een bevestiging van eigen muzieksmaak en opgedane zelfkennis in. - Wouter de Moor
0 Comments
|
De KLUISRecensies en commentaren (vanaf 2006) ARCHIEF
All
TIJDLIJN
September 2024
|