Wagner & Heavy Metal
  • Home
    • Donner und Wetter!
    • From Metal to Wagner
    • From Rush to Lohengrin
    • Franz Liszt - The First Rock Star
    • The Wagner - Strauss connection
    • Classical picks
  • Latest
    • Ein Holländer in Bayreuth 2014
    • Ein Holländer in Bayreuth 2017 - Meistersinger
    • Ein Holländer in Bayreuth 2017 - Der Ring
    • Ein Holländer in Bayreuth - Parsifal 2018
  • One Ring to rule them all
    • Wagner & Tolkien: Ring to Ring
    • Die Nibelungen (Fritz Lang 1924)
  • Metal Section
  • Nederlands
    • De kluis (recensies)
    • Trip naar Bayreuth (2014)
    • De tovenaar van Bayreuth (2014)
    • Bayreuther Meistersinger (2017)
    • Bayreuther Ring (2017)
    • Parsifal in Bayreuth (2018)
  • Contact

Die Tote Stadt

2/1/2019

0 Comments

 
De Nederlandse Reisopera brengt Die Tote Stadt van Korngold tot leven
Picture
© Marco Borggreve
De Nederlandse Reisopera, de operanomaden die steeds weer weten te verrassen met interessante en inventieve producties, brengt deze donkere maanden van het jaar Die Tote Stadt tot leven op de diverse podia in het land. Na een buitengewone Fliegende Holländer vorig jaar (lees de jubelrecensie daarover hier) brengen ze met Die Tote Stadt opnieuw een Duitse opera op de planken waarin de concentrische cirkels die rondom de liefde (bij voorkeur onvoorwaardelijk) en de dood (altijd onherroepelijk) worden gedraaid uitmonden in een productie waarin grote gebaren immer in verbinding staan met de innerlijke mens en de theatrale kracht die er in dit laat-romantische stuk schuilt met kunde wordt uitgevent. Het resulteert in avondvullend lyrisch topdrama, te ervaren, zoals dat gaat met goede kunst, op meerdere niveaus. 

​Die Tote Stadt is de derde opera van Erich Wolfgang Korngold die op het moment van componeren met Der Ring des Polykrates en Violanta al twee succesvolle opera’s (als 23-jarige!) op zijn naam had staan. Het succes van die opera’s maakte Die Tote Stadt nog voor de première tot een gewild stuk waarvan meerdere theaters in Duitsland met elkaar de strijd aangingen om de wereldpremière te mogen verzorgen. Dat leidde uiteindelijk tot de vrij unieke situatie dat in 1920 de wereldpremiere gelijktijdig in Köln en Hamburg plaatsvond (Otto Klemperer dirigeerde in Köln, zijn vrouw zong daar de rol van Marietta). Ondanks het succes van zijn opera’s en het feit dat de componist op 11-jarige leeftijd door Gustav Mahler als wonderkind was bestempeld (hij moest maar niet naar het conservatorium gaan, daar kon hij toch niets meer leren) was de carrière van Korngold er uiteindelijk een waarbij de op jonge leeftijd opgewekte verwachtingen niet helemaal werden ingelost. Daar waren de nazi’s voor een belangrijk deel debet aan. Door hen week de componist uit naar Amerika (om er emplooi in Hollywood te vinden). Daar leverde de filmsoundtracks hem twee Oscars op (voor Anthony Adverse en The Adventures of Robin Hood) maar de stap van operacomponist naar schrijver van filmmuziek zouden Korngolds imago als serieus componist ernstig schade berokkenen. 
De wereldpremière van 'Die Tote Stadt' vond in 1920 gelijktijdig in Köln en Hamburg plaats. Otto Klemperer dirigeerde in Köln, zijn vrouw zong daar de rol van Marietta. 
Die Tote Stadt is een opera over een man die in Brugge zichzelf en zijn directe omgeving geselt met de herinnering aan zijn gestorven geliefde Marie. Het is het verhaal van Paul die zichzelf heeft opgesloten in  een kamer die hij heeft ingericht als tempel voor de vrouw wiens dood hij niet kan accepteren. In zijn hoofd toont de dood zich onverbiddelijk en iedere poging van zijn vrienden dat hoofd te bevrijden, in dat hoofd binnen te dringen, lijkt tot mislukken gedoemd. De strijd met wat bevroren is in de tijd lijkt een vergeefse, alles wat tot een mogelijk nieuw leven kan leiden ketst af op de onaantastbarheid van de dood. Marietta, in wie Paul zijn overleden geliefde herkent, vindt hem een rare snuiter maar voelt zich evengoed tot hem (en het drama dat hij met zich meedraagt) aangetrokken. Het zal haar wil tot leven zijn die haar er uiteindelijk toebrengt een poging te wagen om Paul ertoe te bewegen de herinnering aan zijn overleden Marie in te wisselen voor een nieuw leven met haar, een nieuwe liefde.
 
Muziek en libretto volgen de reis die Paul maakt van de donkergrijze wereld uit het eerste bedrijf naar een wereld vol kleur, de wereld van Marietta, de artiest, in de vervolgdelen. Zij wordt hier gespiegeld, op een groot scherm geprojecteerd, aan een paar vrouwelijke hoofdpersonen uit films van Hitchcock. Kim Novak, Grace Kelly en Janet Leigh. Portretten van actrices die zijn als visuele leidmotieven. Zij duiden wat Marietta is; de vrouw als substituut (Kim Novak in Vertigo), en zij voorspellen haar lot (Janet Leigh in Psycho). Marietta en de verschijning van Marie worden vertolkt door Iordanka Denlova. Een Bulgaarse sopraan die de gevraagde levenslust en het theatergevoel van Marietta samenbalt in een even krachtige als sensuele rol. Acteren en zang smelten samen in een vrouw die het in de regie van Jakob Peters-Messer niet is gegund het verhaal, in tegenstelling tot het libretto, te overleven. Maar daarover later meer.

Picture
​Als voormalig rockzanger heeft de Zweedse tenor Daniel Frank inmiddels de Wagnerrollen Tannhäuser en Siegfried op zijn palmares staan. Rollen die een opera moeten dragen, en die ervaring uit zich in een solide vertolking van Paul die bij momenten wat hoekig is, voor het sensuele, dat zinneprikkelende van Korngolds melodielijnen die het stuk op moeten tillen, moeten we wachten op zijn duet met Marietta, het fameuze “Glück, das mir verblieb”. Maar vanaf dat moment is het ook raak. Vanaf dat moment pakken muziek, tekst en enscenering je op om je bijna 3 uur later weer netjes af te leveren, het gemoed voldaan en de geest gerijpt, bij de uitgang van Theater Carré waar een blik op de stad die alles behalve dood is, Amsterdam, een perfecte gastheer is gebleken voor de dode stad; 19-eeuws Brugge. Een stad die dan als een houtsnede van Frans Masereel op het geestesoog staat gegraveerd. 
​
Picture
Frans Masereel: Brugge ("Het Minnewater")
​Dat wat weigert te sterven in het hoofd mondt uit in een levensloos leven. Een leven dat verder leven op deze aarde onmogelijk maakt. Wat tot troost kan dienen, een herinnering, wordt tot een vloek als het de levende meetrekt naar het schimmenrijk der doden, vasthoudt in het rijk van de ondode. Een plek waar iets wat niet kan sterven een terugkeer naar het land der levenden onmogelijk maakt. Dat gothische element, in navolging van hun Fliegende Holländer van vorig seizoen toont De Nederlandse Reisopera zich andermaal zeer thuis in gothische toneelbeelden (de nonnen in deze productie doen bijvoorbeeld onwillekeurig aan de bruiden van Dracula denken), zorgt voor een grafische kers op de taart. Een toevoeging aan muziek en tekst die een wereld creeërt waarin we veilig omarmen wat in het werkelijk leven het liefst op grote afstand wordt gehouden.
Voor de plot grijpt deze productie terug naar George Rodenbachs novelle “Bruges la Morte” waar het libretto op is gebaseerd. Korngold’s vader, Julius, muziekrecensent van Die Neue Freie Presse waar hij Eduard Hanslick was opgevolgd, stelde voor Pauls moord op Marietta in het hoofd van Paul te laten afspelen. Daar voegt de opera wat lichttinten toe aan het oorspronkelijke slot. Korngold geeft Paul een tweede kans, het drama zit hem bij hem in het feit dat Paul onder ogen moet zien dat een verrijzenis, een Auferstehung,  van een geliefde onmogelijk is (we zullen ons daarvoor tot Mahlers Tweede symfonie moeten wenden). 
​
Picture
© Marco Borggreve
Een moord, een daad van geweld, in een droom die voor catharsis zorgt. Dat vindt regisseur Peters-Messer niet geloofwaardig en hij vindt voor die bevinding steun in Sigmund Freuds droomtheorie, welbekend in het begin van de twintigste eeuw. Peters-Messer trekt de moord weg van het libretto, weg van de droom, en plaatst hem terug in de realiteit. Dat schuurt met de tekst en de muziek die vanaf het donkere begin een toenemende vervreemding van de werkelijkheid verbeelden. In de kunst, en in opera misschien nog wel meer dan in de literatuur, toneel en film, bepaalt de vorm voor een belangrijk deel de inhoud. Menig ongeloofwaardig operaplot wordt door de muziek gered. Zo ook door Korngold en de muzikanten die hem hier van dienst zijn. Zinneprikkelend coloriet rijst er op uit de orkestbak waar dirigent Antony Hermus en het Noord Nederlands Orkest tot leven brengen wat Korngold bijna een eeuw geleden aan het notenpapier heeft toevertrouwd. Muzikaal wordt acceptabel gemaakt wat verhaaltechnisch vergezocht lijkt. De afslag die het libretto naar de novelle maakt was niet nodig geweest.
 
Pauls vrienden, Frank en huishoudster Brigitta, zien het lijk van Marietta liggen en op Franks vraag of Paul misschien niet naar een andere plaats wil gaan nu zijn herinneringen aan Marie hem blijkbaar niet langer vasthouden aan zijn kamer in Brugge, zien we politie en medisch personeel staan. Die andere plaats, in het libretto een andere stad, kan hier worden geïnterpreteerd als een cel in de gevangenis of inrichting. Als het doek valt voor de rest van de cast blijft Paul als enige over om een reprise van “Glück, das mir verblieb” te zingen - de aria die hij in het eerste bedrijf in duet met Marietta zong. Het is een afscheid van Brugge en een afscheid, in deze productie, van zijn vrijheid. Hij wisselt de gevangenis in zijn hoofd in voor een echte. De droom van de werkelijkheid heeft een einde gemaakt aan de droom van de liefde.
 
Zo brengt De Nederlandse Reisopera bijna honderd jaar na de premiere Die Tote Stadt tot leven. Een opera van een componist die door de muziekgeschiedenis enigzins tekort is gedaan. De gedachten aan Korngold en de componisten die een soortgelijk lot troffen, populair in het interbellum en na de Tweede Wereldoorlog in de vergetelheid geraakt, maakt deze productie tot een extra sympathieke en alleszins gerechtvaardige poging aan de obscuriteit te onttrekken wat de geschiedenis daar zo onbarmhartig tot heeft veroordeeld. Het zou daarom leuk zijn, met het succes van deze productie vers in gedachten, als er iemand bij de programmering van de komende seizoenen een keertje de naam van Franz Schreker laat vallen. Bij dezen.
​
Theater Carré Amsterdam - 30 januari 2019

Dirigent: Antony Hermus
Noord Nederlands Orkest
Koordirigent: Andrew Wise
Consensus Vocalis

Regie: Jakob Peters-Messer
Decorontwerp: Guido Petzold
Kostuumontwerp: Sven Bindsell

Paul: Daniel Frank
Marietta/Marie: Iordanka Derilova
Frank: Marian Pop
Brigitta: Rita Kapfhammer

- Wouter de Moor
0 Comments

Helmut Lachenmann in de Mozart-sandwich

1/14/2019

0 Comments

 
'Mouvement' van Helmut Lachenmann ingeklemd tussen twee Mozart symfonieën
Picture
Sla geen acht op de muziek. Gaat u vooral door met praten. Dank u. 

Er zijn nauwelijks meer cynischer woorden denkbaar om publiek tot stilte te manen. Het verzoek is echter allesbehalve cynisch bedoeld, het moet letterlijk worden genomen. Ze dient als inleiding op Erik Satie's Vexations. Music d'Ameublement. Muziek terwijl je iets anders aan het doen bent. Muziek die als voorloper mag gelden van liftmuziek en noise. Muziek die vanavond het publiek moet voorbereiden op het stuk Mouvement van Helmut Lachenmann. Een stuk dat, ingeklemd tussen symfonie 39 en 41 van Mozart, de luisteraar naar een nieuwe klankwereld, een andere manier van luisteren, moet leiden.

Een luisteren waarin ieder geluid muziek kan zijn. Een luisteren waarbij de luisteraar zelf de grens van wat hij als muziek beschouwt, als muziek wenst te beschouwen, kan opzoeken. Een auditieve reis die zal  gaan van de eerste Weense school naar de uitgebeten akoestische techno, Musique Concrète Instrumentale, van Helmut Lachenmann. Een reis die zich  misschien nog wel het best laat omschrijven als een afdaling naar modern Nibelheim - een plaats waar  de consumptiemaatschappij  de plaats van de natuur heeft ingenomen. Misschien had een combinatie met de muziek van Gustav Mahler meer voor de hand gelegen. Waar Mahler in zijn symfonieën het wezen van de natuur probeerde te vangen kun je bij Lachenmann stellen, en dit is een luisteraarsoordeel, dat hij voor de industriële revolutie en zijn gevolgen, de moderne consumptiemaatschappij, doet wat Mahler met de natuur wilde doen. Doordringen  tot wat tot de kern van de wereld behoort. Lachenmann boetseert geluidsbeelden die de moderne mens moeten wijzen op de essentie van zijn verlangen tot consumeren. Zijn muziek prikkelt, voelt zich niet verplicht te behagen.  Sterker nog: frustatie en verwarring lijken hier meer nog dan vervoering en vermaak zaken die nagestreeft moeten worden.  Het gevaar dat hij wenst in zijn muziek, wat iedere componist in de huidige tijd zou moeten nastreven, uit zich bij hem in instrumentvreemde klanken. Lachenmann lijkt erop gericht ten koste van alles te willen waken voor hapklare brokken. Het werkelijke gevaar voor hem komt van de luisteraar die vermaakt wil worden en de componist die wil behagen. 
In an era of magic conveniently available at the touch of a button, new music should on principle represent something akin to 'danger'...
(Helmut Lachenmann)
Er bestaat dit verhaal over Ennio Morricone, opgetekend uit Lachenmann's mond, die niet wilde dat stukken uit Once Upon A Time In The West werden gespeeld op een avond dat ook Lachenmann's Mouvement op het programma stond. Morricone's bezwaren ten spijt bleven zowel  Morricone en Lachenmann op het programma staan waarbij beide componisten tijdens het concert gebroederlijk naast elkaar zaten. Zich bewust van wat de fameuze filmcomponist van zijn muziek dacht dorst Lachenmann,  een groot bewonderaar van Morricone, niets tegen de Italiaanse maestro te zeggen. Wat Morricone, the good, zo bad & ugly aan de muziek van Lachenmann vond vertelt het het verhaal niet en het zal vanavond ook niet helemaal duidelijk worden. Die muziek blijkt namelijk spannend en lang niet zo ontoegankelijk als vooraf wellicht mocht worden gevreesd. 
​
Picture
​In het scheppen van zijn muziek gebruikt Lachenmann grotendeels hetzelfde instrumentarium dat Mozart voorhanden was. Waar Mozart vernieuwing zocht in zijn orkestratie, bijvoorbeeld een klarinet inpassen waar een hobo meer in de conventionele lijn der verwachting lag (in symfonie 39), slaat Lachenmann andere wegen in. Hij gooit de academische voorschriften hoe een instrument te bespelen waar nodig het raam uit, shuift klassieke wetten van harmonie en contrapunt opzij en rekt ze op.  Dus worden hobo's als percussie-instrumenten ingezet, bestrijkt de strijkstok van cello en contrabas  behalve de snaren ook klankkast en stemschroeven en staat er een pauk op zijn kop. Hij emancipeert, met zoiets anachronistisch als een klassiek orkest, geluid tot muziek en kijkt met klassieke middelen naar de moderne tijd. Alsof je een ets maakt van een computerscherm. Bij het resultaat, waarin iedere klank uiteindelijk muziek kan zijn, moet wat gehoord wordt ook gevoeld worden. Het is een bewustwording via geluid. Een muziek die tot denken, al dan niet over concrete onderwerpen, leidt. Muziek die je terugwerpt op je gedachten, je bewust maakt van die gedachten waarbij de noodzaak die gedachten te formuleren of uit te spreken achterwege blijft. Waar de romantiek door vervoering de geest wilde verheffen lijkt Lachenmann's muziek daar een 20-21 eeuwse reactie op te zijn maar ook bij hem kom je - door dat het mystieke, ondefinieerbare dat muziek nu eenmaal eigen is - tot een soort "kennen door te voelen". Hij lijkt daarmee (heb je die vent die deze website zijn naam gaf weer) zowel in de voetsporen van Wagner te treden als dat hij zich daar vandaan beweegt. Over de regenboogbrug die naar het Walhalla leidt ligt hier een tapijt in stemmig geschakeerde kleuren. De uitbundige kleuren van de romantiek bedekt Lachenmann met tinten die minder verleiden en de luisteraar op zichzelf terugwerpen maar helemaal tot aan de vraag of er in zijn klankexercities wel muziek huist, reikt hij niet. Van de verwarring die zich bijvoorbeeld bij het strijkkwartet van Heinz Hölliger van je meester kan maken - luister ik hier naar willekeurig gekozen noten of naar een compositie? - blijf je bij Lachenmann gevrijwaard. Lachenmann's akoestische techno (ze zou zich goed lenen voor een unplugged sessie met Nine Inch Nails of Mike Patton's Fantomas) klinkt daarvoor te gestructureerd - en toch ook te behaaglijk.
​
Picture
De structuur in Lachenmann's muziek is onweerlegbaar maar de ordende werking daarvan - die weliswaar in staat is de geest te slijpen en slimmer te maken (al is het alleen maar door de kracht van de suggestie) - is minder dwingend dan bij Mozart. Zij doet een groter beroep de eigen interpretatie. Je moet het voelen. Het resoneren van de lucht. De sinusgolven die op je trommelvliezen landen. Het bijwonen van een optreden is meer dan bij het klassieke repertoire een voorwaarde voor appreciatie. De Jupiter-symfonie klinkt op je telefoon nog lekker, Lachenmann niet. Zijn muziek is voor moderne oren een uitnodiging beeld aan geluid te koppelen. Een uitnodiging die, eenmaal aangenomen, het hoofd tot een ruimte maakt die men kan bereizen. Dat die reis minder ver tot in onbekend terrein voert dan vooraf was gedacht zegt iets over het emancipatieproces dat de dissonant in de loop der tijd heeft doorlopen. De filmmuziek maakt er ruimschoots gebruik van. Van notenclusters die puur om hun suggestieve kracht worden gebruikt. De tegenstelling die er in Lachenmann's werk schuilt - de moderne wereld vangen met klassieke middelen - maakt zijn muziek, althans die muziek waarmee ik vanavond kennis maakte, tot een fascinerende ervaring. (Je schijnt Lachenmann niet meer te kunnen beledigen dan door te zeggen dat je zijn muziek interessant vindt dus ik zal hier op mijn woorden letten.) Het is een ervaring waarin het stemmen van de instrumenten, voorafgaand aan een Mozart-symfonie, een onderdeel van het programma wordt.
​
Picture
​Hoe wordt het luisteren naar Mozart als je net de lucht van een nieuwe wereld hebt ingeademd? Zorgt de kennismaking met nieuwe muziek voor een nieuw perspectief op oude muziek? Het concert van vanavond gaf daar geen eenduidig antwoord op.  Voor de pauze waren er wat bedenkingen bij de uitvoering van Mozart's 39e symfonie. Zij klonk in Les Siecles's uitvoering onder leiding van Francois-Xavier Roth wat aangeharkt. Alsof het stuk leed onder een tekort aan repetitietijd. Na de pauze, na Lachenmann, klonken de Jupiter en de Ouverture Nozze (als encore) beduidend beter maar dat lag gewoon aan hun vertolkers en (waarschijnlijk) aan de composities zelf. Ook in oude muziek kan men, iedere uitvoering weer opnieuw, een nieuwe wereld inkijken. Bijvoorbeeld in dat superieure Adagio van de Jupiter-symfonie. Een klanktapijt dat is als een wolkendek waarin men steeds nieuwe gezichten kan zien naarmate men er langer naar kijkt. Meanderende klanken en een begeesterende akkoordenprogressie liggen aan de basis van een uitnodiging om  de stilte die tussen de noten ligt in te vullen met eigen vergezichten. In dat Adagio reikte het Oostenrijkse wonderkind zijn 20-21e eeuwse collega de hand. Zijn muziek werd hier, als muzikale wapenbroeder van Lachenmann's Mouvement, tot een geluid waarin de geest werd aangezet zelf op ontdekkingsreis te gaan. Het was alsof de twee componisten, ieder apart een kind van de eigen tijd, elkaar troffen aan de oevers van het IJ en elkaar nog iets te vertellen hadden ook.
​
Muziekgebouw aan 't IJ - 12 januari 2019

Les Siècles orkest
François-Xavier Roth dirigent

Wolfgang Amadeus Mozart Symfonie nr. 39
Helmut Lachenmann Mouvement
Wolfgang Amadeus Mozart Symfonie nr. 41
Wolfgang Amadeus Mozart Nozze di Figaro - ouverture (encore)

- Wouter de Moor
0 Comments

Oedipe: is de mens sterker dan zijn lot?

12/23/2018

0 Comments

 
De Nationale Opera sluit het operajaar 2018 af met Oedipe van George Enescu.  Een opera over de man die zijn lot denkt te kunnen ontlopen, het daardoor recht in de armen loopt, en zich er uiteindelijk mee verzoend.
Picture
© DNO 2018
Dit jaar viel de winter zonnewende samen met een uitvoering van Enesu's Oedipe. Op de kortste dag van het jaar zag ik de opera over de man die zich het licht uit de eigen ogen steekt nadat hij erachter komt dat de man die hij ooit doodde zijn vader en de vrouw die hij huwde zijn moeder was. De Roemeense componist George Enescu was een muzikaal wonderkind. Op zijn vierde speelde hij viool, op zijn vijfde begon hij met componeren en op zijn zevende ging hij naar het conservatorium in Wenen waar hij op zijn dertiende vanaf kwam. Daarna ging hij naar Parijs waar hij onder andere bij Massenet en Fauré studeerde. Oedipe had een moeizame ontstaansgeschiedenis. Het tijdsgewricht - de Eerste Wereldoorlog zat er tussen - zal daar zeker mee te maken hebben gehad. Pas 25 jaar nadat Enescu de eerste ideeën voor Oedipe op papier had gezet ging de opera in 1936 in Parijs in premiere. Om daarna in de vergetelheid te raken.

Bij De Nationale Opera speelt Oedipe in een productie van Fura dels Baus. Een productie die eerder in Londen en Brussel was te zien. Het is een jaarafsluiter die tevens een alleszins gerechtvaardigde poging is deze opera artistiek in te leven te houden. Mijn kennismaking ermee was in ieder geval alles behalve een straf. 

In de giftige modder die in 2010 in Boedapest voor een ecologische ramp zorgde vonden de theatermakers van Fura dels Baus inspiratie om het toneeldbeeld van Oedipe te voorzien van klei. De giftige klei in Boedapest als analogie van de pestepidemie die Thebe teistert. Klei als een depictie van de wereld van de Griekse oudheid. De wereld van Sophocles en de Oedipus-mythe. 
Picture
© DNO 2018
Enescu's enige opera, hij bevindt zich wat dat betreft in gezelschap van Beethoven en Debussy, rijgt het verhaal van Oedipe aan elkaar met muziek die zich lostrekt van de romantiek van de 19e eeuw en zich vertrouwd toont met de moderniteit van de 20e eeuw zonder zich op atonaal gebied te begeven. Enescu blijft het klassieke tonale systeem trouw en voegt in de partituur, die hij kruidt met elementen uit Roemeense volksmuziek, eigen harmonische vondsten en het gebruik van kwarttonen toe. De muziek van Enescu verrast door haar orginaliteit en inzet van orkestrale middelen. Naast een vleugel, celesta, harmonium en Glockenspiel horen we een zingende zaag en een zweepslag tegen een blok hout. Het grote orkest klinkt weliswaar imposant maar het gaat Enescu meer om klankrijkdom dan om nietsonziend orkestraal geweld. Aan de onvermijdelijke orkesterupties bij dramatische momenten ontsnapt ook hij niet maar de tragedie van Oedipe wordt muzikaal omkleed met een opmerkelijke consideratie voor het detail. Ook, en misschien wel speciaal, voor hen die in fijnbesnaardheid een belangrijke voorwaarde voor acceptatie en waardering zien. Bij mij bracht de opera gedachten (associaties laten zich nu eenmaal moeilijk bedwingen) aan George Benjamin boven die in zijn Lessons in Love and Violence (een favoriet van afgelopen operajaar) het drama met zijn muziek niet zozeer aanjaagt alswel verijst. Bevroren horror in plaats van muziek die het bloed doet koken. Alsof de muziek - door een zekere rationele afstand tot de gebeurtenissen in acht te houden - extra benadrukt wat het verhaal met iedere nieuwe gebeurtenis onsluit: dat het een tragedie is een mens te zijn. Hoe daarmee om te gaan, hoe zich in zijn of haar lot te schikken, is de opgave voor ieder mens en de overwinning op het lot bestaat slechts daaruit dat lot uiteindelijk te accepteren. 

De muzikale wereld van Oedipus is een symfonische. Een wereld die met iedere luisterbeurt zijn klankpracht verder openbaart en nieuwe geheimen prijsgeeft (ik ben nu, na de voorstelling van afgelopen vrijdag, meerdere luisterbeurten verder en de ontdekkingsreis door de mythisch-menselijke wereld van Enescu's Oedipe is er een waar de muzikale rijkdommen zich blijven openbaren). Het is een wereld met stukken muziek die zo een filmsoundtrack in kunnen maar Enescu houdt zich verre van het benadrukken wat reeds voor de hand ligt. Je krijgt een smaak van de muzikale umami waar een vreemde fascinatie vanuit gaat (voor mij vergelijkbaar met het laatste half uur van Wagner's Götterdämmerung waarbij er van de muziek zowel een zeer expliciete als sterk suggestieve werking uitgaat). Naast het orkest speelt het koor een hoofdrol in dit prachtpalet van klanken. Bij de premiere in 1936 klaagden sommige zangers dat de zangpartijen meer voor viool dan voor de stem geschreven leken en - zeker in context met het excellerende orkest en koor -  bracht deze uitvoering van De Nationale Opera vage herinneringen aan die oude klacht boven. De zangpartijen trokken een hoorbare wissel op de zangers waarbij je met name in de veeleisende en complexe hoofdrol van Johan Reuter een mogelijke reden kon horen waarom deze opera tot nu toe nog niet echt tot het standaardrepertoire is gaan behoren. 
Picture
© DNO 2018
​Oedipus is een naam die tegenwoordig misschien net zo veel, zo niet meer, met het complex dat zijn naam draagt wordt vereenzelvigd dan met de oorspronkelijke mythe. De opera besteedt daar verder geen aandacht aan maar een verwijzing naar Freud zit er in de scene in de tweede akte waarin Oedipe zijn afkomst betwijfelt en zijn pleegmoeder Merope deelgenoot maakt van de beelden die er door zijn hoofd spoken. De setting is er hier een van een patient die op de divan van de psychiater zit. 
Picture
© DNO 2018
​In de lage strijkersklanken die de opera dragen vinden de mannenstemmen hun natuurlijke behuizing. In die donkere muzikale wereld springen de vrouwenrollen voor de Sfinx (Violeta Urmana) en Antigone (Heidi Stober) eruit. De rol van de Sfinx is er een met notoir moelijke kwarttonen, Urmana (onder andere bekend van haar vertoking van Kundry in Parsifal onder leding van Adam Fisher) kwijt zich van de taak die noten te zingen zeer naar behoren. Muziek en beeld creëren een huiveringwekkende Sfinx.  Haar opkomst is er een met horror-achtige elementen. Langzaam kruipt ze over de rug van een gevechtsvliegtuig tot in het gezichtsveld van Oedipe die - om te mogen passeren - haar vraag goed moet beantwoorden. "Wat is er sterker dan het lot?" Enescu en librettist Fleg vervangen de oorspronkelijke vraag "Wat loopt er 's ochtends op vier, 's middags op twee, en 's avonds op drie benen?" met een (misschien wat minder kinderachtige) vraag met hetzelfde antwoord: "de mens". Die vraag op leven en dood, we kennen haar zowel van Wagner als Monty Python, wordt door Oedipe goed beantwoord. De Sfinx geeft zich over en hoort haar stervenszang overgaan in de opgaande glissandi van een zingende zaag. Met deze muzikale vondst verlaat zij lachend het verhaal. Daarmee het antwoord van Oedipe in een ambivalent licht plaatsend. Want is de mens wel echt in staat zijn lot te overwinnen? Voor Sophocles sowieso niet maar Enescu plakt een epiloog aan het verhaal van Oedipe die voor een min of meer goed einde van het verhaal zorgt. Oedipe mag zijn onschuld bepleiten. Omdat hij niet wist dat hij in een poging de profetie te ontlopen juist dat deed wat hem was voorspeld - hij doodde zijn vader (Laios) en huwde zijn moeder (Jocaste) - is hij onschuldig. Zijn intentie, niet de daad, is hier leidend voor zijn (on)schuld en Oedipe krijgt, nadat hij zich de ogen heeft uitgestoken, het licht in zijn ogen terug. Na een douche waarmee Oedipe zijn bezwaard gemoed schoonwast (de enscenering gaat het cliché hier nadrukkelijk niet uit de weg) wordt hem een nieuwe toekomst na de dood gegund. De deur naar het licht inlopend stapt hij het verhaal en dit operajaar uit. 
Picture
© DNO 2018
De Nationale Opera - 21 december 2018
Oedipe: Johan Reuter
Tirésias: Eric Halfvarson
Créon: Christopher Purves
Le Berger: Alan Oke
Le Grand-Prêtre: François Lis
Phorbas: James Creswell
Le Veilleur: Ante Jerkunica
Thésée: André Morsch
Laios: Mark Omvlee
Jocaste: Sophie Koch
La Sphinge: Violeta Urmana
Antigone: Heidi Stober
Mérope: Catherine Wyn-Rogers

- Wouter de Moor
0 Comments

Jenufa: ijskoude realiteit en warmbloedige muziek

10/11/2018

0 Comments

 
Jenufa van Leoš Janáček in een regie van Katie Mitchell bij de Nationale Opera
"We hadden met je verjaardag ook naar een leuk restaurantje kunnen gaan," ​zegt ze terwijl Anette Dasch haar rok omhoog doet en haar panty naar beneden trekt. We zitten precies aan de goede kant van het podium om het goed te kunnen zien. De sopraan die de avond was begonnen met een braakpartij zit op het toilet. Vrij realistisch wordt hier een zwangerschapsmisselijkheid verbeeld. Het is het handelsmerk van regisseur Katie Mitchell die hecht aan realisme in het theater. Een aanpak die lijkt aan te sluiten met Jenůfa van Leoš Janáček, een opera die vertelt over de levenswandel van gewone mensen. 
​​
Picture
© DNO 2018, Ruth Walz
OLGA
Een levenswandel waarin het persoonlijk drama leidend is. Dat geldt zowel het verhaal van de opera als het leven van diens componist. Het scheppingsproces van Jenufa verliep voor Janáček bijna synchroon met het ziekbed van zijn dochter Olga. Nog voor de opera in 1904 in premiere ging was Olga op 21-jarige leeftijd aan typhus overleden.

JENUFA
De man die haar zwanger heeft gemaakt laat haar zitten en de man die zegt echt van haar te houden verminkt haar gezicht met een mes. En dan vermoordt haar stiefmoeder, in een allesverwoestende poging haar stiefdochter te behoeden voor de fouten die ze zelf in het verleden heeft gemaakt, ook nog het kind van Jenůfa. In de wereld van Jenůfa zit de mens ingeklemd tussen sociale conventies en overlevingsinstincten. Hier vindt de geest geen mogelijkheid, mocht ze daar al naar tanen, zich te verheffen. Het titelpersonage is de enige die aan het begin van de opera op een beter leven durft te hopen. Nog voor Jenůfa haar dromen over  Števa, een man met geld en een zucht naar  drank, verbrijzelt ziet en zij zich uiteindelijk schikt naar de best mogelijke van alle opties door zich aan Laca te binden, trekt het leven als in een soap opera aan haar voorbij. Een soap opera waarin het banale van alledag door de muziek van Janáček tot hogere kunst wordt gemaakt. 

Er zitten wat muzikale overeenkomsten met Salome van Richard Strauss in (met name in de percussie), een opera die in dezelfde periode als Jenůfa werd uitgebracht, maar meer dan aan andere opera's moet ik bij Jenůfa  - het verhaal van een vrouw in een patriarchale maatschappij -  denken aan een song van de man die vandaag, net als ik, jarig is. John Lennon en zijn "Woman is the Nigger of the World".  
​
Picture
© DNO 2018, Ruth Walz
KATIE
Katie Mitchell plaatst het verhaal van Jenufa in 2021 en laat Anette Dasch een 42-jarige Jenůfa spelen (de leeftijd van de zangeres). Het is achtergrondinformatie die niet noodzakelijk is om de setting en de regie te begrijpen. Een regie waarin profane en ordinaire details het wereldse karakter van het stuk moeten benadrukken - er wordt meer dan eens naar de wc gegaan (het is ondertussen een beetje een cliché geworden om op deze manier realisme in het theater te verbeelden). Wat menselijk is moet menselijk blijven - hier wordt nadrukkelijk niet gemythologiseerd. De zakelijkheid van het toneelbeeld (we zien een interieur van een kantoorruimte en een stacaravan) met zijn claustrofobische uitstraling, een wereld waaruit het onmogelijk ontsnappen is, zorgt ervoor dat het volle gewicht van het drama op de schouders van de personages terechtkomt. Dat drama is met de hoofdrolspelers Anette Dash als Jenůfa, Hanna Schwartz als Buryjovka, Pavel Cernoch als Laca en Evelyn Herlitzius als Kostelnička (Jenufa's stiefmoeder) in uitstekende handen. Toch word ik tijdens de voorstelling meer dan eens bezocht door de gedachte dat een zekere abstrahering in de vormgeving het verhaal misschien wat meer boven zichzelf had uitgetild. Dat een wat mindere nadruk op het concrete, het verhaal wat meer had losgeweekt van het podium waarop het gepresenteerd werd. De vraag werpt zich of of een al te ferm nastreven van realisme in het theater niet benadrukt dat wat getoond wordt juist niet-realistisch is en daardoor wat meer op afstand blijft. 
​
EVELYN
Haar stem behoorde nimmer tot de grootste in het veld, de grote Wagnerrollen, Brünnhilde en Isolde, doet ze niet meer, maar met de intensiteit die ze haar rollen meegeeft heeft Evelyn Herlitzius bijna een niche voor zichzelf gecreeërd. Met het zanggedeelte altijd ferm ondersteund door haar acteerwerk laten haar rollen zelden na een blijvende indruk achter te laten. (Patrice Chéreau wilde haar perse hebben voor de hoofdrol in Elektra, zonder haar was hij niet aan de regie van wat zijn zijn laatste opera zou blijken te zijn begonnen.)

De grote monoloog in het tweede bedrijf waarin de Kostelnička  haar motieven uit de doeken doet, ons deelgenoot maakt van haar eigen, ijzingwekkende, logica om het kind van Jenůfa om te brengen, wordt door de voordracht van Herlitzius een afdaling naar een werkelijkheid waarin illusies steevast sneuvelen en de ervaring leert dat men zich maar beter kan schikken in zijn, door mens en maatschappij gewenste, lot. Dat doet Jenůfa uiteindelijk ook. Haar geluk is de droom van de ideale man inruilen voor het accepteren van de beste optie die haar rest - de man trouwen die haar gezicht met een mes bewerkte. 

Picture
© DNO 2018, Ruth Walz
Jenůfa schikt zich in haar lot. Zij ruilt de droom van de ideale man in voor het accepteren van de beste optie die haar rest - de man trouwen die haar gezicht met een mes bewerkte. 
DIAMANT
Met een klap laat Jenůfa het dienblad op de grond vallen en een glas stuitert het podium af waarna het op miraculeuze wijze op zijn pootje terecht komt. Het is een, weliswaar onbedoelde, predictie voor het slot waarin alles min of meer op zijn pootjes terecht komt. Voor haar geluk brengt Jenůfa een hoeveelheid vergevingsgezindheid op (ze vergeeft haar stiefmoeder de moord op haar kind, ze trouwt met de man die haar met een mes verwondde) waar de Dalai Lama van zou gaan blozen. Of het daarbij binnen handbereik komende geluk beklijft mag met recht worden betwijfeld. Het blijft uiterst onzeker of haar band met Laca een hechte is en of de gemeenschap hun relatie na alles wat is voorgevallen als volwaardig zal accepteren. 

"Ik ben blij dat we zijn gegaan," zegt ze aan het slot. Orkest en cast hebben net een sterk stuk muziektheater afgeleverd. Muziektheater waarin muziek en libretto bovenop elkaar liggen. De muziek, je kunt er een enkel leidmotief in waarnemen maar het gebruik ervan is zeer spaarzaam, legt accenten maar onthoudt zich van het geven van een al te uitvoerig commentaar op de handeling. Waar de muziek in een Wagner-opera is als een Grieks koor, een entiteit die duidt, een scene van context kan voorzien, zonodig diagonaal onder de tekst ligt om vooruit te blikken of terug te kijken zijn we bij Janacek voor een inzicht in motieven achter de handeling voornamelijk op de tekst aangewezen. Tekst die samen met de muziek als een fonkelsteen is waarin vele kleuren zijn waar te nemen.

Je hoeft het Moravisch niet te beheersen om voeling met die teksten te krijgen (voor de exacte betekenis blijven de boventitels natuurlijk onmisbaar) al is voor een echte waardering van Janáček, zijn frasering, hoe hij muzikale geheimen aan de spreektaal ontsluit, een basiskennis van het Moravisch waarschijnlijk noodzakelijk. Zonder dat blijft het wellicht als kijken naar de fonkelpracht van een diamant met een zonnebril op. Nog steeds prachtig maar een niet onbelangrijk deel van de schittering moet je er zelf bij denken.

De Nationale Opera, 9 oktober 2018
Speeldata 6-10 t/m 25-10

Muzikale leiding: Tomáš Netopil
Regie: Katie Mitchell
Decor en kostuums: Lizzie Clachan

Jenůfa: Annette Dasch
Kostelnička Buryjovka: Evelyn Herlitzius
Stařenka Buryjovka: Hanna Schwarz
Laca Klemeň: Pavel Cernoch
Števa Buryja: Norman Reinhardt

- Wouter de Moor
0 Comments

LOHENGRIN: in het Rijk van de Zwaan

9/25/2018

0 Comments

 
Een graalridder in een wereld van Swasti-zwanen en oorlogsgeweld. Opera Vlaanderen begint het nieuwe seizoen met Lohengrin in een regie van David Alden.
​Opera Vlaanderen begint het nieuwe seizoen met Richard Wagners Lohengrin in een regie van David Alden. Een productie die deze zomer ook in het Royal Opera House in Londen speelde. Met voorstellingen in Gent en Antwerpen zou je kunnen zeggen dat Lohengrin, een verhaal dat in Antwerpen speelt, thuiskomt. Lohengrin is misschien wel de meest lyrische opera van Wagner, geschreven in een tijd dat de man zich bemoeide met de Dresder revolutie van 1849. Bemoeienissen die ervoor zorgden hij als banneling naar Zwitserland moest uitwijken en hij pas 11 jaar na de premiere in 1850 in Weimar (onder leiding van Franz Liszt) in staat zou zijn een volledige uitvoering van Lohengrin bij te wonen. Met Lohengrin zette Wagner een formidabele muzikale stap naar het hem gedroomde Gesamtkunstwerk, een kunstwerk waarin alle disciplines, tekst, muziek en theater een evenredig deel van het eindresultaat zijn. Dat Gesamtkunstwerk zou er uiteindelijk niet in zijn aanvankelijk gedachte vorm komen. Daar was het primaat van de muziek eenvoudigweg te groot voor. Daar was het vermogen van de toonkunst om de geest te verheffen, tot transcedentie te komen, te uniek voor. 
​
Picture
© Annemie Augustijns
Luister naar Lohengrin, met de Italiaanse opera en de Franse Grand Opera in gedachten, en je wordt je de reuzenstap gewaar die Wagner hier zet naar een operavorm die de verschillende onderdelen van de muziek (koor, recitatief en aria) naadloos integreert tot een muziekdrama dat stroomt en niet stokt. De koorscenes en de afzonderlijke arias zijn hier niet zozeer climaxen, geen punten van aankomst, maar steeds weer nieuwe punten van vertrek. In Lohengrin rijgt Wagner voor het eerst zijn muziekdrama in een Unendliche Melodie aan elkaar.

Het verhaal van Lohengrin laat zich lezen als een parabel over verlossers en sterke mannen. De grafische mogelijkheden die het historisch brisante gegeven "op zoek naar een sterke man in het Duitse Rijk" de theatermaker biedt laat Alden niet liggen. In toneelbeelden die getuigen van oorlog en geweld verrijst een monumentale Zwaan naar Leni Riefenstahl / Albert Speer model (eens kijken of ik de neiging om “Triumph des Schwans” boven dit stukje te zetten uiteindelijk weet te bedwingen). De nazi-referentie ligt er weliswaar duimendik op maar blijft abstract genoeg om het stuk niet vast te nagelen in het Duitsland van de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw. 
​
Picture
© Annemie Augustijns
Plaats van handeling is een stad die tot puin is vervallen en waarin de sirenes van het luchtalarm prominent aanwezig zijn. Op zoek naar soldaten voor zijn leger om de (vermeende) militaire dreiging uit het oosten het hoofd te kunnen bieden treft koning Heinrich in Brabant een deel van zijn Rijk aan dat zwaar in verval is geraakt. Het werven van soldaten doet hij met harde hand. De koning verlaat zich hier niet op zijn overredingskracht, hij gaat er niet vanuit dat zij die als kanonnenvoer moeten dienen zich vrijwillig melden. Heinrich weet, zoals de toneelbeelden ons duidelijk maken, dat het volk de oorlog en het geweld beu is. Velen vertonen sporen van recent oorlogsgeweld, de Herald van de koning nog het duidelijkst, hij loopt er zwaar gehavend bij. Het zet de negen jaren van vrede waar Heinrich over rept bij zijn entree in een ironisch (noem het sarcastisch) kader. De woorden die Heinrich aan het volk richt moeten dat volk eraan herinneren dat ze dankbaar moeten zijn voor wat de koning voor hun heeft gedaan. En dat ze nu niet moeten zeuren over het feit dat de koning nu om een wederdienst vraagt. 

Het oorlogstoneel en nazi-symboliek voorzien het sprookje van de zwaanridder van inktzwarte accenten. Accenten die de tegenstelling uitvergroot tussen Lohengrin, de man afkomstig uit het uitverkoren gezelschap van graalridders, en de deplorabele staat van de mensen die hem om hulp vragen. De tegenstelling van de zoon van Parsifal die zich naar de wereld van de lijdende mens vervoegt om daar te proeven van de aardse liefde. Niets menselijks is de halfgod vreemd. Het is een liefde die vanaf het begin af aan gedoemd is te mislukken. De relatie tussen Lohengrin en Elsa is er een van grote ongelijkheid. Een verbond tussen een halfgod die om onvoorwaardelijke liefde vraagt maar wiens naam voor hen die hem lief hebben verborgen moet blijven. Het trekt een onmogelijke wissel op het gemoed van Elsa (daarbij aangemoedigd door de intriges van Ortrud en Telramund, haar stiefouders) die in ruil voor de liefde van Lohengrin haar nieuwsgierigheid, haar recht om te weten wat voor vlees ze eigenlijk in de kuip heeft, moet negeren. 
​
Picture
© Annemie Augustijns
Een lesje kunstgeschiedenis had Elsa wellicht veel ellende bespaard. In de huwelijksnacht, aan het begin van het derde bedrijf, een bedrijf waarin het bruidspaar opkomt in de zaal, zien we in de slaapkamer het bekende schilderij uit 1886 van August von Heckels Lohengrin hangen. Elsa kijkt ernaar alsof ze zich de titel voor de geest tracht te halen. Vergeefs. Dus stelt ze Lohengrin de verboden vraag, bijt ze in de verboden appel.  ​
Altijd draait het weer om een vraag. In Chrétien de Troyes orginele versie van Perceval vergeet de titelheld, Lohengrins vader, zijn gastheer, de Visserkoning, te vragen wie de graal dient. Het is de vraag die de koning zou hebben genezen van zijn wond.
​In Lohengrin hangt de verboden vraag, in tekst en leitmotief, als een zwaard van Damocles boven het stuk. De val van dat zwaard is onvermijdelijk. Elsa verliest haar held, Telramund zijn leven (als hij na de verboden vraag met veel geweld door de muur van de slaapkamer heenbreekt) en de koning zijn gedroomde sterke man. 

In de cast maakten Liene Kinča en Iréne Theorin als respectievelijk Elsa en Ortrud hun roldebuut. De stem van Kinča klinkt alsof ze gevangen zit in een te kleine ruimte. Dit is bij de rustige, belcanto-delen van de rol geen probleem (ze is een mooie, gevoelige Elsa) maar bij de hoge uithalen wordt de klank hard, alsof ze over de rand van haar stem gaat. Haar tegenspeler Zoran Todorovich kent in de rol van Lohengrin de nodige problemen. Aan zijn “In Fernem Land” heeft hij duidelijk extra aandacht besteed maar zijn stempalet vertoont vale kleuren. De rolbeheersing laat, als een direct gevolg daarvan, te wensen over en het toont de kracht van het Wagnerdrama én van deze productie dat het stuk uiteindelijk toch zo'n overtuigende indruk weet te maken.

Als koning is Wilhelm Schwinghammer de vervanger voor de zieke Thorsten Grümbel en hij doet dat zeer naar behoren. Schwinghammer zet Heinrich niet zonder humor neer en maakt van de koning die in Lohengrin zijn gedroomde sterke man hoopt te vinden, uiteindelijk een diep tragische figuur. Hij ziet de Triumph des Schwans eindigen in de Flug des Schwans. Hem resten de gevallen banieren die er ter ere van de zwaanridder en het rijk zijn opgetuigd en hij moet, het slotbeeld laat er beetje naar raden, wellicht wel de macht van de nieuwe sterke man, Gottfried, vrezen.
​
Picture
© Annemie Augustijns
Ze delven uiteindelijk het onderspit, de slechterikken in dit verhaal, maar artistiek gezien zijn Iréne Theorin in de rol Ortrud en Craig Colclough in de rol van Telramund de echte winnaars van deze voorstelling. Het roldebuut van Theorin is op alle punten overtuigend, ze loopt er bij als een soort secretaresse, als iemand die de administratie doet, maar is ondertussen wel degene die de lijntjes uitzet. Colclough neemt als een geweldige Telramund misschien wel de beste rol van de middag voor zijn rekening. Aanvankelijk in hoog aanzien van koning en volk, vervolgens bespot en met pek en veren de stad uitgejaagd, belichaamt Colclough de tragiek van Telramund, een man wiens sterkte vooral op uiterlijk vertoon berust, op indringende wijze. Zijn onvermogen weerstand te bieden aan Ortruds kwade intenties brengt Telramund er zelfs toe zijn eigen stiefdochter aan te klagen. Hij moet stevig onder de plak zitten en zijn stiefdochter moet een traumatische jeugd achter de rug hebben. 
​
De enscenering scherpt zoals gezegd contrasten aan, Lohengrin als een zonnekoning in een donkere wereld, en probeert niet weg te masseren wat als ongemakkelijk kan worden ervaren. Zij probeert het verhaal niet om te buigen zodat het een meer sympatiekere betekenis krijgt, een boodschap uitdraagt die prettiger aansluit bij de huidige tijd (zoals de “feministische” Bayreuth Lohengrin van dit jaar). Deze visueel indrukwekkende Lohengrin eindigt voor alle betrokkenen in mineur. De enige winnaar lijkt Gottfried, het dood gewaande broertje van Elsa, die zich, het slotbeeld zinspeelt op de toekomst, opwerpt als de nieuwe sterke man waar het volk zo naar verlangt. Het is een beeld dat misschien wel meer dan de Swasti-zwanen (symboliek die zich relatief gemakkelijk in het verleden laat opbergen) de echte waarschuwing die de opera in zich heef, uitdraagt. Dat totalitaire tendensen niet beginnen met een sterke man maar met het verlangen van het volk naar die sterke man.
Opera Vlaanderen -  23 september 2018
Speeldata: 
Gent
do 20, zo 23, wo 26, vr 28 september
Antwerpen
zo 7, wo 10, zo 14, wo 17, za 20, di 23 oktober

Dirigent Alejo Pérez
Regie David Alden
Decor Paul Steinberg
Kostuums Gideon Davey
Belichting Adam Silverman

König Heinrich Wilhelm Schwinghammer
Lohengrin Zoran Todorovich
Elsa von Brabant Liene Kinča
Telramund Craig Colclough
Ortrud Iréne Theorin
Heerrufer Vincenzo Neri

- Wouter de Moor
0 Comments

Met een achtbaan door 'Die Zauberflöte'

9/17/2018

0 Comments

 
Simon McBurney's productie van Mozarts Zauberflöte is als een achtbaan door roestvrijstaal repertoire dat voelt als een nieuwe ontdekking
De Nationale Opera trapt het nieuwe seizoen af met een productie die al twee keer eerder met veel succes op de planken van het Muziektheater stond. Het was een instant hit bij de premiere in 2012, kon eveneens op veel bijval bij de Londense English National Opera en het Festival d'Aix-en-Provence rekenen, en werd al bedeeld met een DVD-release. Nu, zes jaar later, weet Simon McBurleys productie van Die Zauberflöte andermaal een nieuw publiek voor Mozarts sprookjesopera enthousiast te maken. 
Picture
© Michel Schnater
Simon McBurney, die al eerder verblufte met zijn productie voor Alexander Raskatovs 'A Dog's Heart' (de samenwerking tussen theaterman McBurney en componist Raskatov leverde hier theater van een zeldzaam niveau op, er zullen weinig producties bestaan waarin opera en enscenering elkaar zo naadloos vinden), gaat Die Zauberflöte met een schijnbaar kinderlijke nieuwsgierigheid te lijf. Zijn aanvankelijke onbekendheid met het bronmateriaal, grenzend aan afkeer (waar gaat dit stuk in hemelsnaam over?) resulteert in een productie waarin McBurney zijn eigen verbazing over de soms onnavolgbare scenes en verhaallijnen in het stuk op onweerstaanbare manier met het publiek deelt. Met veel inventiviteit laat hij zijn licht schijnen in de bij tijd en wijle weerbarstige materie van de toverfluit en vergeet daarbij bovenal niet dat de opera die Mozart in opdracht van Schikaneder schreef, naast zijn gewichtige plaats in de muziekgeschiedenis, vooral een excellent stuk entertainment is. Het was Mozarts bijna-laatste opera (hierna zou hij alleen nog aan de haastklus La Clemenza di Tito toekomen) waarin Salzburgs beroemdste zoon de grenzen van het genre opzocht en, om het met Richard Wagner te zeggen, de eerste echte Duitse opera afleverde. Een opera die Carl Maria von Weber zou inspireren voor Der Freischütz en Oberon (het bronmateriaal voor Die Zauberflöte was afkomstig uit een verzameling oriëntaalse sprookjes van Christoph Martin Wielands, de schrijver die het heldendicht Oberon schreef).
Die Zauberflöte, opera of Singspiel, kan met zijn vele dialogen, zijn sprongen tussen ernst en joligheid, soms de indruk van een samengeraapt zooitje wekken waarin het eindresultaat de som der afzonderlijke delen niet altijd overstijgt. Een theatrale laag van voldoende substantie is nodig om de muziek en het gesproken woord tot een overtuigend geheel te maken. McBurney koppelt het gesproken woord aan inventieve actie met even simpele als briljante vondsten (de vogels die rondom Papageno vliegen zijn bijvoorbeeld A4’tjes in handen van acteurs die er fladderende bewegingen mee maken) en houdt het tempo van de handeling hoog. Er zijn videoprojecties (die een hele mooie mooie vuur- en waterproef opleveren) en een aankleding waarin McBurney het contrast zoekt (de drie knapen met hun lieflijke stemmen zien eruit alsof ze rechtsstreeks uit een horrorfilm komen). Alles aan de productie ademt vrijheid en geeft blijk van een virtuose omgang met het bronmateriaal (met humor die hier niet slechts flauw is maar echt om te lachen). Daarnaast beperkt het speelterrein voor de zangers/acteurs zich niet louter tot het toneel. Met name Papageno, een fantastische rol van Thomas Oliemans, brengt de rol van de vogelvangende flierefluiter letterlijk tot voorbij de eerste rijen. 
​
Picture
© Michel Schnater
Alle direct betrokkenen, zowel zangers als muzikanten, hebben een actief aandeel in het acteergedeelte. Voor het bespelen van de fluit doet Tamino (Stanislas de Barbeyrac) een beroep op de fluitist in de orkestbak (geen houterig geplayback hier) en dirigent Antonello Manacorda (die in dezelfde periode als deze productie in Amsterdam ook Romeo Castelucci’s productie van Die Zauberflöte in Brussel onder zijn hoede neemt) mag behalve het aangeven van de inzetten en het tempo ook in gebaar verslag doen van zijn (geveinsde) afgrijzen als Papageno weer eens iets stoms/brutaals (en hilarisch) uithaalt.
 
In zijn zoektocht naar het hart van Die Zauberflöte, naar wat de opera nu eigenlijk is en waar hij voor staat trekt McBurney de opera ver weg van de kinderopera die er vaak van wordt gemaakt en de houterige producties die de catalogus van de toverfluit rijk is. Het levert een avondje in het theater op dat is als ontdekkingsreis waarin menigeen (lees: ondergetekende) de ogen worden geopend voor de theatrale schoonheid van het stuk. Een voorstelling waarin die enkele kanttekening die er bij de vocale prestaties is te plaatsen ook niet meer is dan dat: een kleinigheidje (de stemmen van de drie dames die Tamino van de draak redden hadden wat mooier kunnen harmoniëren en de bas van Dmitry Ivaschenko (Sarastro) miste wat definitie in het lage zanggedeelte).
Picture
© Michel Schnater
Die Zauberflöte is een opera over de strijd tussen goed en kwaad, tussen licht en duisternis, met daarin verwijzingen naar de vrijmetselaarij, het gezelschap waartoe Mozart en librettist Schikaneder zelf ook behoorden. Een gezelschap, hier onder leiding van Sarastro, dat kinderen ontvoert om ze aan de onredelijke (lees: hysterische) invloed van moeder de vrouw te onttrekken. Rede en wetenschap tonen zich hier onredelijk en hardvochtig (het wachten is op een productie waarin Sarastro's tempelorde als Scientology wordt verbeeld).

De Koningin van de Nacht is hier een breekbare oude vrouw. Zij beweegt zich voort met behulp van een stok en zij zingt haar befaamde aria met halsbrekende coloraturen en hoge F’s vanuit een rolstoel. Zij vertegenwoordigt het kwaad, het absolute zwart, en Sarastro gunt haar, in tegenstelling tot Tito, de titelheld uit die andere laatste Mozart-opera, geen vergeving. Die vergeving valt haar op het podium alsnog ten deel door de aai over de bol die ze op het einde van Pamina krijgt (een gevoelige rol van Mari Eriksmoen). Het is een menselijk einde van een opera waarin zwart en wit beiden een beetje grijzer worden. Waarin de slavenopzichter Monostatos (een creepy Wolfgang Ablinger-Sperrhacke) wit is en de verwijzingen in de tekst naar zijn donkere huidskleur zijn verdwenen. Niet verdwenen zijn de seksistische, misogyne trekjes in het libretto die zich - ook met de blik van iemand die geen gesaniteerde versie van de tekst van Emanuel Schikaneder voorstaat - niet zomaar laten negeren. Het stereotype beeld van de man die voor redelijkheid staat en de vrouw die labiel en hysterisch is. Meer dan dat dit de verontwaardiging voedt werkt het vooral op de lachspieren (al voorkomt de wetenschap dat de patriarchale zienswijze die aan deze teksten ten grondslag ligt alles behalve tot het verleden behoort een al te hilarische reactie). 
​
Picture
© Michel Schnater
Opnieuw levert McBurney met Die Zauberflöte een enscenering van uitzonderlijk niveau af en van een onmisbare meerwaarde is voor een opera waar als audio-opname eigenlijk alleen maar doorheen is te komen als er serieus in de dialogen is gesneden. Zijn Zauberflöte laat zich in dat opzicht misschien wel als een Gesamtkunstwerk in de ware zins des woords gelden. Een voorstelling waarin muziek, tekst en theater allen een evenredig deel van het uiteindelijke resultaat zijn.  Een theaterervaring die benieuwd maakt naar meer en die doet hopen (dit is tenslotte de Wagner-Heavy Metal website) dat Simon McBurney zich in een niet al te verre toekomst een keertje aan een Wagner-opera waagt.
​
De Nationale Opera 14 september 2018
Speeldata 7 september t/m 29 september 2018

Muzikale leiding: Antonello Manacorda
Regie: Simon McBurney
Decor: Michael Levine

Sarastro: Dmitry Ivaschenko
Tamino: Stanislas de Barbeyrac
Pamina: Mari Eriksmoen
Papageno: Thomas Oliemans
Der Sprecher: Maarten Koningsberger
Königin der Nacht: Nina Minasyan
Ein altes Weib (Papagena): Lilian Farahani

- Wouter de Moor
0 Comments

Der Fliegende Holländer, Wagner & Dracula

6/1/2018

0 Comments

 
De Nederlandse Reisopera bevaart, na eerder producties van Der Ring des Nibelungen en Tristan und Isolde, met Der Fliegende Holländer opnieuw  de onstuimige wateren van het Wagner-drama en maakt er een waar theaterfeest van. 
​Nog liever zou hij tienmaal sterven dan nog één dag door te brengen in dit ondermaanse maar de vloek die hem trof heeft hem veroordeeld tot het eeuwig ronddolen over de wereldzeeën. Moedeloos is hij er van geworden, slechts het vergaan van de wereld lijkt nog uitkomst te bieden. Eens in de zeven jaar mag hij aan land om op zoek te gaan naar een vrouw die hem van zijn vloek kan verlossen. Een vrouw te vinden die hem - door een gelofte van eeuwige trouw - de rust kan geven waar hij zo wanhopig naar op zoek is. 
​
Picture
© Hans van den Bogaard
​In Amsterdam hoefden we niet zeven jaar te wachten tot de Vliegende Hollander opnieuw aanmeerde. Het was afgelopen weekend precies vijf jaar geleden dat de kapitein van het spookschip in het Concertgebouw een semi-concertante acte de presence gaf. Waar het Concertgebouworkest onder leiding van dirigent van Bayreuth-faam, Andris Nelsons, toen een vrij logge lezing van de Hollander gaf, voerde Benjamin Levy, in een productie van de Nederlandse Reisopera, het Noord Nederlands Orkest met relatief vlotte tempi en swingend elan over de woelige baren van de opera die als het begin van Wagners volwassen oeuvre kan worden beschouwd.
​
​Regisseur Paul Carr gebruikt de ouverture om het publiek kennis te laten maken met Senta's obsessie nog voor het libretto dit doet. We zien een vrouw in een trouwjurk, haar armen geklemd om een boek, verkerend in een zekere staat van opwinding. Hunkerend naar een man die onbereikbaar is: als een tienermeisje dat zwijmelt bij de poster van een popidool. Met religieus aandoende bevlogenheid eist Senta een hoofdrol voor zichzelf op in het verhaal dat volgt. Op zoek naar zingeving zal ze haar leven offeren opdat de bleke man, de Hollander, van zijn vloek verlost wordt. Ze zal er uiteindelijk voor worden beloond met een leven na de dood (een transfiguratie in liefde) en verdient er in deze productie een centrale plaats in het toneelbeeld mee. We kijken naar een projectie van een groot oog, alsof we door Senta's ogen het verhaal mee worden ingetrokken.
 
Deze productie van Der Fliegende Holländer, waar de Reisopera tot 9 juni mee door het land reist, is in navolging van hun uitstekende Ring des Nibelungen en de moeder aller Erlösungsbedurftige opera’s, Tristan und Isolde, hun volgende triomf op Wagnergebied. Vanaf de ouverture (is het onstuimige karakter van de open zee ooit treffender op muziek gezet dan Wagner hier doet?) is een belangrijke rol weggelegd voor dansers. In mooie toneelbeelden, abstract genoeg om er de verbeelding mee te prikkelen en concreet genoeg om niet in het verhaal te verdwalen, zorgen dansers, zangers, videoprojecties en slim schuivende decorstukken ervoor dat de onstuimigheid die klinkt vanuit de orkestbak op het podium een waardige partner krijgt. Beweging is hier het sleutelwoord, geen Park & Bark (het stijve gedeclameer van teksten) maar beweging in de voordracht die vergezeld wordt van decorstukken die het podium in het schip van Daland transformeren, de entree van de Hollander in een gedenkwaardige scene veranderen en, in een mooie scenewisseling met open doek, het podium tot het naaiatelier van trouwjurken maken waar Senta, dwepend met het verhaal van de Hollander, het mikpunt van spot wordt. Spot van haar college-naaisters die hun eigen eenzaamheid en onzekerheid tijdens het wachten op de behouden thuisvaart van hun mannen bevechten met zang en dans. Klank én beeld doen recht aan de woestheid van de zee die zowel décor van handeling als een afspiegeling van het stormachtige innerlijke leven van de hoofdpersonen is.
​
Picture
© Hans van den Bogaard
Aile Asszonyi vult de rol van Senta bevlogen in. Met een stem waarin, naast breed uitwaaierende romantische vergezichten, een plaats voor het belcanto-aspect blijft gereserveerd. Krachtig, breekbaar en mooi. Echt drama kan immers niet zonder echte schoonheid. Schoonheid die sterft, op het moment waarop zij het mes in haar buik zet, daar de Hollander mee bevrijdt en uiteindelijk, al blijft dat vooral een kwestie van interpretatie, ook zichzelf.
 
Als zeeman is Senta’s vader Daland er een van het type ruwe bolster, als mens is hij een naïeveling die er, verblind door geld, te laat achterkomt welk onheil de Hollander voor zijn dochter in petto heeft. In Yorck Felix Speer, geen vreemde in het Wagner-repertoire, hij speelde onder andere al eens in Das Liebesverbot (een vermelding die als een pleidooi voor enscenering mag worden opgevat), vindt Daland een vertolker die naast kracht ook een zekere humoristische kant toont. Speers zangkwaliteiten krijgen, net als dat bij zijn medecastleden het geval is, gezelschap van een goede toneelpresentatie en een prettig acteertalent.
 
Het is een productie die herinnert aan wat het verhaal van Der Fliegende Holländer eigenlijk is, een spookverhaal, waarin het gothische element meer dan recht wordt gedaan. De Hollander, fantastische geportreerd door Darren Jeffery, komt rechtstreeks uit het rijk der ondoden gestapt - met dank aan ontwerper Gary McCann. Een herinnering aan Dracula, de beroemdste aller ondoden, wiens roman op de dag van uitvoering precies 120 + 1 jaar + 1 dag geleden het ondode levenslicht zag (26 mei 1897).
 
Met Der Fliegende Holländer was Richard Wagner nog twee opera's verwijderd van Das Rheingold, de eerste opera van Der Ring des Nibelungen, de operacyclus waarmee hij muziek- en theatergeschiedenis zou schrijven, de tetralogie die zou vooruitlopen op de 20 eeuwse filmkunst en nog een heleboel meer. In de Hollander speelt Wagner al met het idee van het leitmotief, die ‘richtingaanwijzers voor het gevoel’ waarmee hij zijn Ring-opera's aan elkaar zou rijgen. Hoewel nog ver verwijderd van de Gesamtkunstwerken die hem voor ogen stonden toont Wagner zich in Der Holländer al een meester in het integreren van muziek en theater. Een vakman in het scheppen van verwachting en het creëren van spanning. In deze productie van de Nederlandse Reisopera is Der Fliegende Holländer een dynamisch stuk muziekdrama dat - nog los van de helemaal in de geest van de tijd passende focus op de vrouwelijke hoofdpersoon - vooral een ode aan Wagner de theaterman is. Zo’n productie die, je vervalt al gauw in gemeenplaatsen, naar meer smaakt en doet hopen dat de Nederlandse Reisopera zich in de niet al te verre toekomst opnieuw aan een opera van de tovenaar van Bayreuth zal wagen. 
De Nederlandse Reisopera, Theater Carre, 27 mei 2018
 
Dirigent: Benjamin Levy
Noord Nederlands Orkest
Koor: Consensus Vocalis
 
Regie: Paul Carr
Choreografie: Andreas Heise
Decor- en kostuums: Gary McCann
Lichtontwerp: Alex Brok
 
Daland: Yorck Felix Speer
Senta: Aile Asszonyi
Erik: Samuel Sakker
Der Steuermann Dalands: Thorsten Büttner
Mary: Ceri Williams
Der Holländer: Darren Jeffery

- Wouter de Moor

Wagner & Vampieren

Picture
In 1901 werd in Wagners Festspielhaus in Bayreuth voor de eerste keer Der Fliegende Hollander opgevoerd (de opera was in 1843 in Dresden in première gegaan). In het publiek zat een Ierse schrijver die een paar jaar daarvoor, in 1897, naam had gemaakt met een roman over een vampier. Van alle ondode bloedzuigers die er in de loop van de 18e en 19e eeuw in verhalen en gedichten zijn opgedoken is Dracula veruit de bekendste. Een naam die bijna synoniem met vampier is geworden.
 
Toen Bram Stoker overleed, op 20 april 1912, vond men in zijn nalatenschap een kort verhaal: Dracula's Guest. Het verhaal beschrijft de reis van de, hier niet met name genoemde, Jonathan Harker, die door München zwerft en op de vooravond van zijn reis naar Transylvanië, op Walpurgisnacht, een voorsteling van Wagner's Der Fliegende Holländer bijwoont.
 
Bram Stoker was behalve een schrijver een man van het theater. Als vriend, bewonderaar en manager van de bekende Engelse acteur Henry Irving was hij met de Hollander-mythe in aanraking gekomen door Irvings vertolking van Vanderdecken, een toneelstuk over de Vliegende Hollander. Het lot van de Hollander toont opvallende overeenkomsten met dat van een vampier. Gedoemd om eeuwig rond te dolen met de idee van de eeuwigheid als een onvoorstelbare vloek. De eeuwigheid die de mens ontdoet van zijn menselijkheid - we komen het bijvoorbeeld ook tegen bij Tannhauser als hij weg wil uit de godenwereld van de Venusberg. (Aardig om te vermelden in deze korte uitweiding over de Wagner-Stoker connectie is verder dat Bram Stoker bevriend was met Bayreuther huisdirigent Hans Richter, met Richter theatertechnische zaken besprak zoals zaalbelichting, en dat het ene Joseph Harker was, een decorontwerper uit de kringen van Irving, die voor een productie van Lohengrin in 1903 voor het Londense Convent Garden, de decors ontwierp.)
 
Waar de belangrijkste vampierroman aller tijden werd geschreven met de ronddolende Hollander in het achterhoofd was Richard Wagner zich bij het componeren van Der Fliegende Holländer bewust van vampieren. Of hij Polidori’s The Vampyre (halverwege de 19e eeuw de bekendste vampierroman) had gelezen is niet bekend maar hij was zeker bekend met de opera die er op basis van die roman was gemaakt. In 1833 schreef Wagner aanvullende muziek voor een uitvoering in Wurzburg van Heinrich Marschner’s Der Vampyr.
 
Van een op alle fronten geslaagde uitvoering van Der Fliegende Holländer maken we een hinkstapsprongetje van Der Vampyr van Marschner, terug naar Wagners Holländer om met Stokers Dracula te eindigen met een gedachte over Jonathan Harker. De man die na afloop van zijn avonturen in Transylvanië tot de conclusie komt dat zijn bezoek aan Der Fliegende Holländer op een griezelige, meersporige manier vooruit heeft gelopen op zijn confrontatie met Dracula. Net als in het verhaal van Der Holländer blijkt wat eerst slechts een legende leek uiteindelijk harde, ijskoude realiteit te zijn. En net als in het verhaal van Der Holländer was het een vrouw die zich opofferde (in dit geval zijn verloofde Mina die zich aan Dracula gaf totdat de zon opkwam) en zo de wereld bevrijdde van een groot kwaad. Wat moest Harker hier allemaal van denken? Dat legendes niet alleen gecultiveerde sublimaties zijn van menselijke eigenschappen maar een griezelige voet in de werkelijkheid hebben? Dat de ondode ziel die over de wereld zwerft niet slechts het product van een grimmige fantasie was maar een mens van vlees en bloed? Het was een gewaarwording die een eventueel volgende bezoek aan de opera, aan Der Fliegende Holländer in het bijzonder, tot een ongemakkelijke ervaring zou kunnen maken. Wellicht zou hij zich voor een avondje ontspanning in het vervolg beter tot operettes beperken. 
0 Comments

De Christina cyclus van Klas Torstensson

5/25/2018

0 Comments

 
De Nederlands-Zweedse componist voltooit, met een wereldpremière, zijn cyclus over de eigenzinnige 17-eeuwse Zweedse koningin Christina
Picture
De Zweedse koningin Christina weigerde te trouwen, wilde geen kinderen krijgen, kon dus niet voor een troonsopvolger zorgen en droeg de kroon vrijwillig over aan haar neef. Haar leven, onderwerp van controverse en wilde speculaties (hield ze er een relatie met een vrouw op na?) werd al eens verfilmd - in 1933 met Greta Garbo in de hoofdrol en haar graf werd - meer dan 300 jaar na haar dood - meer dan eens geschonden (voor nader onderzoek - was ze misschien niet stiekem een hermafrodiet?). De Nederlands-Zweedse componist Klas Torstensson was niet minder gefascineerd door het leven van de 17-eeuwse koningin uit het land van zijn geboorte en wijdde, gecomponeerd over een periode van meer dan 10 jaar, een cyclus aan haar. Die cyclus vond, met de wereldpremière van het laatste deel, L' autunno di Christine, haar voltooiing. Een muziekstuk waarin Christina, bij monde van sopraan Charlotte Riedijk, verslag doet van haar aardse harsttocht en postmortale razernij. Torstensson put voor het eerste deel van de Christina cyclus uit zijn eigen In Grosser Sehnsucht (een songcyclus over markante en tragische vrouwen) en bouwt voor het vervolg onder andere verder op de muziek die we ook kennen van zijn opera The Expedition. Een  klanklandschap waarin nadrukkelijk de contrasten worden gezocht tussen de componisten die hem vroeger als voorbeeld dienden, Varèse en Xenakis, en de Puccini-achtige lyriek waarmee hij in The Expedition opzien baarde. De tonaliteit als bouwsteen dus, de liefde kan immers niet zonder, doch zonder daarbij over te hellen naar hapklare brokken. Naast de melodieën die behagen stelt Torstensson uitvoerenden en luisteraar voor de nodige uitdagingen - uitdagingen fysiek van aard voor de uitvoerenden want wat moeilijk is gecomponeerd moet niet te makkelijk worden uitgevoerd en derhalve voor de luisteraar niet te soepel klinken. In de muzikale vergezichten die Torstensson uit auditief basalt hakt is het makkelijk, en met liefde, verdwalen. Live valt des te meer op dat wat schaars is, de begeleiding van Riedijk in het eerste deel door enkel de viool van Joseph Puglia, in kracht en zeggingskracht niet onderdoet voor wat later met een uitgebreider instrumentarium  aan het verhaal van Christina wordt toegevoegd. Meer nog dan  de plotseling invallende percussie die het lyrische begin van het derde deel abrupt beeïndigt is het de pregnante kracht van het vervolg die de luisteraar naar zich toe trekt en in zijn greep houdt. Met descenderende tonen dalen we af naar Christina's razernij over haar grafschennis en het door de pauken begeleidde basthema - bekend van The Expedition - creëert, in de traditie van de beste filmmuziek, suspense en verwachting. Torstensson mag dan tappen uit muzikaal complexe vaten, zijn orkestratie verliest zich niet in mathematische afstandelijkheid en blijft, met groot gevoel voor menselijke verhoudingen, gericht op zowel hoofd als hart. Verschillende instrumentgroepen laat hij in veranderende combinatie met elkaar een verscheidenheid aan timbres kleuren. Het zijn noordse klanken waaruit respect voor de natuur spreekt, klanken waarin de elementen huizen die ervoor zorgen dat zijn muziek organisch blijft klinken. De onvermijdelijke referenties van een 21-eeuwse Mahler, Sibelius of Bruckner dringen zich op. Het is machtig mooi, nog meer dan voor orkestrale kracht heeft Torstensson oor voor de menselijke stem, de sopraan van zijn vrouw Charlotte Riedijk, die hij nimmer, als verliest hij de kwetsbaarheid van de mens in zijn strijd tegen de elementen niet uit het oor, dreigt te begraven onder de auditieve betonvloer waarop hij het huis bouwt waarin de onbegrepen koningin in drie talen haar verhaal doet. In het Italiaans vertelt Christina over de bitterzoete kanten van de liefde, doet ze verslag over het schenden van haar graf - en haar woede daarover - met de in het Zweeds afgekondigde afmetingen van de grafkist als grappig intermezzo - met dank aan de acteerkwaliteiten van Riedijk. In het Frans kijkt ze terug op haar rol als koningin waarna ze in het Italiaans verhaalt over haar platonische liefde voor kardinaal Azzolino. Versleutelde woorden waarvan de betekenis muzikaal wordt ontsloten door speciaal door Torstensson op toon gebrachte claves (houten stokjes). Het verhaal van koningin Christina eindigt met haar grafschrift en het klinken van een belletje dat de tijd bevriest en waaruit de hoop weerklinkt dat de koningin die zich de wet niet liet voorschrijven eindelijk, vrij van grafschenders,  rust heeft gevonden.
Picture
​Torstenssons Christina cyclus werd vergezeld door psalmen van Huygens en madrigalen van Monteverdi en Gesualdo. De late madrigalen van Gesualdo (waarvan we een selectie uit het zesde boek hoorden) zijn getoonzette schuldbekentenissen en kreten van wanhoop. Het verlangen naar zielerust en de daaraan gerelateerde doodswensen van een man die absolutie zoekt voor de moorden die hij pleegde op zijn overspelige vrouw en haar minnaar. Een honger naar verlossing uit aards lijden met de idee van eeuwigheid als onuitspreekbare vloek. Dat heeft de componist-moordenaar dan gemeen met die kapitein van dat spookschip die zondag op me wacht als Wagners Der Fliegende Holländer in Carré uitvaart. Maar daarover later meer.      
Muziekgebouw aan 't IJ - 24 mei 2018

Klas Torstensson
 De Christina Cyclus

Carlo Gesualdo uit Madrigali a cinque voci, Libro sesto: 
Claudio Monteverdi Confitebor terzo alle francese (uit Selva Morale e spirituale)
Constantijn Huygens 5 Psalmen voor solostem


Uitvoerenden:

Sinfonietta Riga
Normunds Šnē dirigent

Joseph Puglia viool
Charlotte Riedijk sopraan
​
Consensus Vocalis
Agnes van Laar sopraan
Chantal Nysingh mezzosopraan
Franske van der Wiel alt
Japser Dijkstra tenor
Christiaan Peters bas
Punto Bawono luit
Klaas Stok dirigent

- Wouter de Moor
0 Comments

La Clemenza di Tito: Mozart boven alles

5/15/2018

0 Comments

 
La Clemenza di Tito, een productie van theatermaker Peter Sellars en dirigent Teodor Currentzis die Mozarts laatste opera in een actueel jasje steekt. Na Salzburg en Berlijn doet hij Amsterdam aan. 
Er ging een golf van ontzetting door het Muziektheater. Zojuist was bekend gemaakt dat Teodor Currentzis ziek was en het dirigeren voor de voorstelling van vanmiddag aan zijn assistent, Artem Abashev, moest laten. Currentzis, de Grieks-Russische wonderboy van de klassieke muziek, is een attractie op zich geworden. Een zelfverklaarde verlosser die vastbesloten is het genre (dat op sterven na dood zou zijn) met het in Perm residerende musicAeterna van een hoognodig geachte dosis adreline te voorzien. (Hier ontmoet klassieke muziek heavy metal, al zo lang als ik kan lezen zit dat genre in het slop.)

Of het veel uitmaakte heb ik niet kunnen beoordelen – ik heb de mogelijkheid niet te baat genomen de voorstelling nog een keer te bezoeken – maar aangenomen mag worden dat deze La Clemenza di Tito, een productie die na Salzburg en Berlijn aan zijn derde reeks uitvoeringen bezig is, door de assistent-dirigent die nauw bij de repetities betrokken is geweest, op zondag 13 mei helemaal volgens Currentzis uitdrukkelijke wensen tot uitvoering is gebracht. De muzikale executie geschiedde in vlotte, pittige tempi - gebracht met de energie die mag worden verwacht van een orkest waarvan het gros van zijn muzikanten zich staand door het stuk heen blaast, slaat en strijkt. Er was een toneelrol voor de bassethoorn weggelegd, als was hij de innerlijke stem bij contemplatieve momenten van Sesto en Vitellia. Er was Peter Sellars die La Clemenza di Tito in een hedendaags jasje stak en er was Mozart. Boven alles was er Wolfgang Amadeus Mozart.
Picture
Janai Brugger (Servilia) & Russell Thomas (Tito) © Ruth Walz
Want zoals wel vaker het geval is bij operaproducties waarin regisseurs nadrukkelijk een eigen toegevoegde waarde op eeuwenoud repertoire zoeken werd ook hier duidelijk dat het uiteindelijk de muziek is die werkelijk beklijft. La Clemenza di Tito is een opera, een haastklus, geschreven door een man, Salzburgs beroemdste zoon, die op het moment dat hij de opdracht daarvoor aannam nog maar zes maanden te leven had. Het is een opera (zo bewees de semi-concertante uitvoering waar het Orkest van de Achttiende Eeuw vorig jaar het land mee rondtrok nog eens) die kan prima op eigen benen staan. Of deze Sellars/Currentzis productie een waardevolle toevoeging aan de catalogus van Mozartopera’s, en die van La Clemenza di Tito in het bijzonder, is mogen anderen uitmaken (ik vermoed dat hij daarvoor te tijdsgebonden is), vaststaat dat Sellars (die de 60 ondertussen is gepasseerd) zijn reputatie van enfant terrible, voor hen die dwepen met traditie, eer aan doet. Sellars doet hier wat hij vaker doet, verbindingslijnen van verleden naar heden trekken waarbij hij nadrukkelijk het engagement zoekt. Dus worden zaken die er normaal niet toe (zouden moeten) doen (de huidskleur van de cast) tot onderdeel van het verhaal gemaakt en worden er zaken naar de actualiteit getrokken (Sesto als terrorist) die onbedoeld benadrukken dat het niet Mozart’s opera is hier voor de vergetelheid moet worden behoed maar Sellars’, ongetwijfeld goede, bedoelingen. Sellars past het verhaal van Tito aan en samen met Currentzis voegt hij andere stukken muziek van Mozarts oeuvre toe. 
Picture
Russell Thomas (Tito) & Paula Murrihy (Sesto) © Ruth Walz
Picture
Florian Schüle (bassethoorn) & Ekaterina Scherbachenko (Vitellia) © Ruth Walz
Het toevoegen van extra muziek in een voor deze gelegenheid aangepaste verhaallijn werkt in de eerste akte wonderwel. Zo geeft het Adagio & Fugue Sesto's overdenkingen, waar het zijn rol in de opstand tegen Tito betreft, extra reliëf en groeien het Benedictus & Hossanna en het Laudamus te (twee stukken uit Missa KV 427 waarmee Tito eer wordt bewezen) uit tot een uitmuntende proeve van bekwaamheid voor het koor van musicAeterna. Het is goud dat hier, en verderop in de opera, uit Permse kelen opstijgt. Maar wat voor de pauze goed werkt vervalt na de pauze tot emo-kitsch. In het tweede bedrijf maken we een sprong naar het recente verleden: de aanslagen, en de nasleep daarvan, in Parijs, Brussel, Nice en Manchester. We zien een wake met bloemen en kaarsen ter herdenking van de slachtoffers waarbij het Kyrie uit de zojuist genoemde Missa als een soort van John Lennons Imagine op piano dienst doet. Beelden die te vers zijn en die te stevig in de realiteit staan om in het theater nog indruk te maken. Waar de aanpassingen van Sellars voor de pauze nog natuurlijk aanvoelen veranderen ze het stuk in het tweede bedrijf in een ongeloofwaardige draak die blootleggen dat het met dat oorspronkelijke libretto nog niet zo erg gesteld was. In het oorspronkelijke libretto wordt Tito na de bestorming van het Capitool doodgewaand waarna hij  (Sellars vindt dit getuigen van een buitengewone zwakke dramaturgie - kenmerk van een haastklus) toch nog levend blijkt. Hier pleegt Sesto een aanslag op Tito waarna Sesto, na gevangengenomen te zijn, vervolgens vrolijk alleen met Tito aan diens sterfbed gelaten wordt (de wellicht niet zo sterke originele dramaturgie wordt hier vervangen door iets volstrekt ongeloofwaardigs). Tito, aanvankelijk vastbesloten het verraad van zijn goede vriend met de dood te bestraffen,  strijkt met zijn hand over zijn hart en schenkt Sesto vergeving. Op de tonen van de Mauererische Trauermusik, onder het oog van een treurende menigte wisselt de grootmoedige vorst uiteindelijk het tijdelijke voor het eeuwige in. 
Picture
Florian Schüle (bassethoorn) & Ekaterina Scherbachenko (Vitellia) © Ruth Walz
Van de eerder genoemde productie  van het Orkest van de Achttiende Eeuw komen we de Ierse mezzosopraan Paula Murrihy opnieuw in de rol van Sesto tegen. Als mezzosopraan in een mannenrol (het komt regelmatig voor bij Mozart) is zij/hij een witte verrader van een zwarte koning. Tito, gloedvol gezongen door Russell Thomas, en zijn hovelingen zijn allen zwart, met Annio, een mooie rol van Jeanine De Bique (een andere mezzosopraan in een mannenrol) als zijn vertrouweling. Bij de Vitellia van Ekaterina Scherbachenko vechten woede en wanhopigheid om voorrang, en dat wordt, ik vond het een vondst, sterk verbeeld in de scène waarin ze gezelschap krijgt van Florian Schüle wiens bassethoorn klinkt, en oogt, als haar innerlijke stem. Janai Brugger is een fijngevoelige Servillia en Nationale Opera-veteraan Sir Willard White maakt de cast waar het de belangrijkste toneelrollen aangaat compleet. 
Picture
Paula Murrihy (Sesto) & Russell Thomas (Tito) © Ruth Walz
In deze vorm is La Clemenza di Tito een stuk muziektheater dat niet zozeer een pleidooi voor Tito-de-opera alswel voor de Mozart-de-componist is. De al te aangepaste verhaallijn, de gretigheid om een emotionele indruk achter te laten en de verwoede poging om met een operaregie al te nadrukkelijk op het nieuws te zitten, zorgen voor een, al te sterke, aandachtsverschuiving van enscenering naar muziek.

Voor wat er allemaal mank gaat krijgen we een prachtig slotkoor terug, daar niet van, maar de muziek wordt naar het einde toe meer een soundtrack bij bedachte plaatjes dan dat ze opgaat in een coherent geheel. Het zal daarom, met de muziek van de goddelijke Mozart nog in de oren, voor een toekomstig teruggrijpen naar deze productie hoogstwaarschijnlijk volstaan om daarbij genoegen te nemen met een audio-only document.  

​De Nationale Opera 13 mei 2018
Speeldata 7 mei t/m 24 mei 2018

Muzikale leiding: Teodor Currentzis (als dirigent op 13 mei vervangen door Artem Abashev)
Orkest: MusicAeterna
Koor: MusicAeterna

​Regie: Peter Sellars

Tito Vespasiano: Russell Thomas
Vitellia: Ekaterina Scherbachenko
Servilia: Janai Brugger
Sesto: Paula Murrihy
Annio: Jeanine De Bique
Publio: Sir Willard White

- Wouter de Moor
0 Comments

Bruckner en de orgelman

5/14/2018

0 Comments

 
Tijd voor een orgel een wereldpremière (Memories III van Jan Welmers) en Bruckners machtige Achtste (door het Radio Philharmonisch Orkest onder leiding van David Zinman)
Picture
Het was, als ik me niet vergis, Pierre Boulez die eens zijn frustatie uitte over het feit dat de uitvoeringspraktijk geen gelijke tred hield met de compositiepraktijk. Dat muziekontwikkelingen werden opgehouden omdat het (te) lang duurde voordat nieuwe muziek het tot repertoire schopte. Het was een teleurstelling, waarschijnlijk uitgesproken omdat concertprogramma’s te weinig ruimte voor nieuwe muziek boden. Een afkeer jegens concertpodia die teveel zouden vasthouden, al dan niet onder druk van publiek en geldschieters, aan repertoire dat als toegankelijk kon worden beschouwd en zijn waarde al had bewezen. Veel van wat tegenwoordig als roestvrijstaal repertoire mag gelden werd ooit onspeelbaar geacht (met de Negende van Beethoven als een van de meest bekendste voorbeelden). Met de vanzelfsprekendheid waarmee veel, voorheen onbegrepen, materiaal tegenwoordig een weg naar de concertzaal vindt is het soms moeilijk een voorstelling te maken van het onbegrip dat componisten ten deel kon vallen als een nieuwe compositie als te ingewikkeld werd beschouwd. Anton Bruckner bijvoorbeeld heeft, waar het de getoonde afkeer jegens zijn werk betrof, zijn portie wel gehad. Niet alleen door erkende romantiek-haters als Eduard Hanslick maar ook van musici die zijn muziek doorgaans goed gezind waren. Voor zijn achtste symfonie kreeg de leraarszoon te Ansfelden te maken met kritiek uit onverwachte hoek. Hermann Levi, jarenlange steun en toeverlaat, dirigent van een zeer succesvolle uitvoering van Bruckners Zevende, beet zich stuk op de partituur van de Achtste en adviseerde de componist vooral nog even aan het werk te schaven. Dat was bepaald niet aan dovemansoren gericht, het bracht de immer aan zichzelf twijfelde Oostenrijker tot vele revisieslagen (die bij leven én daarna vrolijk werden doorgezet door o.a. Haas en Nowak). In 1892, vier jaar voor Bruckners dood, kwam het uiteindelijk tot een première van de Achtste. Slechts twee keer tijdens Bruckners leven zou de symfonie nog worden uitgevoerd.
 
Hij werd afgelopen week twee uitgevoerd in het Concertgebouw. Een keer door het Concertgebouworkest onder leiding van Jaap van Zweden (die heb ik gemist) en een keer door het orkest waarmee Van Zweden onlangs een volledige Bruckner-cyclus heeft opgenomen: het Radio Filharmonisch Orkest. Dat orkest, dat zojuist bekend maakte dat Karina Canellakis  met ingang van 2019 de nieuwe chef dirigent wordt, de opvolger van Markus Stenz, werd voor deze gelegenheid geleid door David Zinman. Zinman is een man die zaken graag in een nuchter, aards perspectief ziet. Dat leid ik in ieder geval af uit zijn lezing van Bruckners achtste symfonie. Hij houdt zich verre van religieuze vergezichten en laat zich weinig gelegen, en dat strekt in dit geval tot aanbeveling, aan de bijnaam van deze symfonie: de “Apocalyptische”. In relatief vlotte tempi en met een uitzonderlijk gevoel voor proportionering werkte de Amerikaanse dirigent zich door de Achtste heen. In een lezing waarin, en dat mag een extra verdienste heten, de eerste twee delen een volwaardige partner waren van het magnifieke derde deel: het Adagio. Dat Adagio, waarin Bruckner een gretige lik uit de mosterdpot uit de tweede symfonie van Robert Schumann neemt, was hier niet zozeer een opstijgen naar de ijle lucht van hoger liggende sferen alswel een tocht door Teutoons laagland waar bloemen groeiden uit harpklanken en de zwoele lucht, op een mooie voorjaarsmiddag in mei, troost en verlossing ademde.
 
Op zijn slechts is een Bruckner symfonie een verhaal waarin de verteller er niet in slaagt zijn punt te maken (voorals zijn vierde en vijfde symfonie willen wat dat betreft voor mij nogal eens problematisch zijn). Maar ook uitvoeringen van de Zevende en de Achtste waarin herhalingen een dwangmatig karakter krijgen kunnen taaie kost zijn. Aan het begin van de achtste symfonie zit een fluit die een ontwaken van de wereld suggereert. Een ontwaken, een aankondiging, waarmee een symfonie begint waarin veel het karakter van een aanhef heeft - alsof er bij herhaling een boodschap wordt verkondigd. De herhaling behoudt bij Zinman immer een fris karakter, zij geeft de muziek een voorwaarste kracht zonder dat daarbij de kleur op de wangen verbleekt door een werktuigelijke herhaling van zetten. Met het ontwaken van de symfonie ontluikt de natuur en meer nog dan een geluidskathedraal, waar bij de muziek van Bruckner nogal vlug aan wordt gerefereerd, is het de natuur die in deze uitvoering bijkans perfect geklankschetst wordt. De partituur van Anton Bruckner, eenmaal blootgesteld aan zwaartekracht en tijd, wordt hier tot een conjunctie van organische indrukken gemaakt die nadrukkelijk door Mahleriaans vaarwater voert.
 
Het is halverwege de finale (we zijn dan op zo'n kwartiertje van het einde) dat de violen de slagvaardigheid waarmee ze zich tot dan toe door de symfonie hebben heen gewerkt, even los laten - overvraagd als ze op dat moment zijn door de eisen die Bruckner aan strijkarm en vingerzetting stelt. De venijnige arpeggio's die het vorstelijke thema van de koperblazers bijna doen opstijgen - het is de perfecte soundtrack voor een SF en/of superheldenfilm - haperen hier even. Heel even, verder valt er op deze uitvoering, die van begin tot eind beklijft, van een buitengewone kwaliteit is, weinig tot niets af te dingen.

In hoeverre de nieuwe compositie van Jan Welmers (Memories III) zich tot repertoirestuk gaat  opwerken zal de tijd moeten uitwijzen. Dit orgelstuk, geschreven in opdracht van de NTR Zaterdagmatinee, werd gespeeld door Concertgebouworganist Leo van Doeselaar. Een wereldpremière op een instrument dat refereerde aan Bruckner de organist en met muzikale middelen (toonsoort en gebruikte intervallen) refereerde aan Bruckner de componist. Het was een een stuk muziek waarbij je de noten behalve kon horen vooral ook kon voelen. Het bleek een perfecte opmaat voor een zinnelijke tocht door het machtige landschap van Bruckers achtste symfonie.

Concertgebouw 12 mei 2018
Jan Welmers – Memories III (wereldpremière)
Orgel: Leo van Doeselaar

Bruckner – Achtste symfonie in c
Dirigent: David Zinman
Radio Filharmonisch Orkest

- Wouter de Moor
0 Comments
<<Previous

    De  KLUIS

    Recensies en commentaren (vanaf 2006)

    INHOUD  van  de  kluis

    ARCHIEF

    All
    Adès Thomas
    Ariadne Auf Naxos
    Bayreuth
    Boulez Pierre
    Bruckner Anton
    Cavalli Francesco
    Concertgebouw
    Daphne
    Das Wunder Der Heliane
    De Nationale Opera
    Der Fliegende Holländer
    Der Rosenkavalier
    Dialogues Des Carmélites
    Die Gezeichneten
    Die Tote Stadt
    Die Walküre
    Die Zauberflöte
    Dracula
    Eliogabalo
    Enescu George
    Gurre Lieder
    Janacek Leos
    Jenufa
    Korngold Erich W
    Lachenmann Helmut
    La Clemenza Di Tito
    Liszt Franz
    Lohengrin
    Mahler Gustav
    Mozart Wolfgang A
    Mysterium
    Nederlandse Reisopera
    Oedipe
    Opera Vlaanderen
    Parsifal
    Poulenc Francis
    Puccini Giacomo
    Ring Des Nibelungen
    Rollins Henry
    Salome
    Schönberg Arnold
    Schreker Franz
    Scriabin Alexander
    Strauss Richard
    Tannhäuser
    The Bad Plus
    The Exterminating Angel
    The Metropolitan Opera
    Torstensson Klas
    Tristan Und Isolde
    Wagner Richard
    Webern Anton
    Wimbledon
    Zemlinsky Alexander Von

    TIJDLIJN

    February 2019
    January 2019
    December 2018
    October 2018
    September 2018
    June 2018
    May 2018
    March 2018
    January 2018
    December 2017
    November 2017
    October 2017
    September 2017
    August 2017
    June 2017
    October 2016
    March 2016
    February 2016
    January 2016
    December 2015
    November 2015
    September 2015
    April 2015
    September 2014
    January 2011
    December 2007
    May 2007
    February 2007
    August 2006

    RSS Feed

Wagner-HeavyMetal.com